In het Financieel meerjarenperspectief geven wij de uitgangspunten voor deze begroting weer. Daarnaast staan onder de kop ‘Samenvattend financieel overzicht Begroting 2024-2027’ de financiële resultaten van deze begroting. Hierin geven wij onder meer kort de mutaties weer die de grootste invloed hebben op het resultaat van de primitieve begroting. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk bevat het financieel perspectief tot en met 2032.
In de Financiële begroting gaan wij uitgebreid in op het resultaat van de primitieve begroting en de financiële structuur.
Uitgangspunten begroting
Zoals vermeld in het Coalitieakkoord op hoofdlijnen 2022-2026, streven wij naar een financieel duurzaam beleid met een begroting die op lange termijn in evenwicht is. We zorgen ervoor dat structurele uitgaven worden gedekt door structurele inkomsten. Hierbij staat het principe centraal dat de gemeente het geld beheert namens de samenleving. Daarom streven we ernaar om de belastingdruk voor onze inwoners, verenigingen en bedrijven beperkt te houden. Middelen die het weerstandsvermogen en de budgetbehoefte overstijgen kunnen ingezet worden voor de samenleving. We behouden daarbij het streven naar een weerstandsvermogen met een ratio dat zich minimaal tussen de 1,0 en 1,4 (dit kwalificeert als ‘voldoende’) bevindt.
Dit financiële beleid vormde ook de basis voor de Kadernota 2024-2027. In Bijlage I bij die kadernota stonden de wijzigingen die uiteindelijk zijn verwerkt in deze begroting. Overeenkomstig onze uitgangspunten waren deze wijzigingen grotendeels onvermijdelijk (noodzakelijk, onontkoombaar en niet te beïnvloeden) en er was nagenoeg geen sprake van nieuw beleid.
De Begroting 2024-2027 kent enkele financiële aanpassingen ten opzichte van de kadernota (zie onder Samenvattend financieel overzicht begroting 2024-2027). De financiële contouren voor 2024-2027 zijn hierdoor echter nagenoeg onveranderd. Dit houdt in dat we een begroting presenteren die in evenwicht is voor 2024 en 2025, maar dat er aanzienlijke tekorten zijn voor 2026 en 2027. Hoewel dit in lijn is met het begrotingsadvies van de VNG van 14 juli 2023 (zie hieronder), beperkt het wel onze mogelijkheden voor structurele beleidsintensiveringen of nieuw beleid. Dit zou de negatieve saldi voor 2026 en 2027 namelijk verder verslechteren. Voor incidentele uitgaven is er nog wel ruimte vanuit de begrotingsaldi van 2024 en 2025 en of vanuit reserves.
Begrotingsadvies 2024-2027 VNG
Op de Algemene Ledenvergadering van de VNG van 14 juni jl. is de resolutie ‘Naar een rechtvaardig, duurzaam en solide meerjarig financieel perspectief’ met grote meerderheid aangenomen. In deze resolutie is aangekondigd dat de VNG een begrotingsadvies uitwerkt voor het opstellen van uw programmabegroting 2024-2027. Dit begrotingsadvies hebben wij ontvangen op 14 juli en bestaat uit twee onderdelen:
- Presenteer voor 2024 en 2025 van de meerjarenraming 2025-2027 een sluitende begroting.
- Breng de lasten in de meerjarenramingen voor 2026 en 2027 in beeld, in de vorm van een realistische begroting. Baseer deze op het huidige takenpakket, de noodzakelijke investeringen, de inflatie, de stijgende rente, de ambities uit uw coalitieakkoord en geschatte mee- en tegenvallers. Naar verwachting zullen de meerjarenramingen 2026 en 2027 dan duidelijk tekorten aangeven.
Hoewel het opvolgen van dit advies voor ons geen doel was, ontkomen we er niet aan dat dit voor ons de uitkomst is. Gelukkig deelt de VNG in de brief onze opvatting dat we door een sluitende begroting 2024 in aanmerking komen voor repressief toezicht.
De VNG schreef verder dat zij het kabinet hebben gevraagd om erkenning van de financiële opgave waar gemeenten zich, ook na de Voorjaarsnota van het Rijk, nog steeds voor gesteld zien. Gemeenten verwachten hierop een concreet en duidelijk antwoord van het kabinet, voordat de Miljoenennota verschijnt. Zodra het Rijk hierover communiceert, informeren we de gemeenteraad hier separaat over.
Financiële kaders
Voor de Begroting 2024-2027 hanteren wij de volgende kaders:
a) De Begroting 2024 is materieel in evenwicht (ofwel: reëel sluitend); structurele lasten worden gedekt door structurele baten.
b) We zien af van het structureel inzetten van reserves voor een sluitende begroting.
c) Incidentele lasten kunnen gedekt worden door incidentele baten (veelal door onttrekking aan de algemene reserve).
d) Wij baseren ons in de Begroting 2024-2027 op de indices uit de meicirculaire.
e) De Begroting 2024-2027 bevat geen taakstellingen of stelposten.
f) De Begroting 2024-2027 bevat in beginsel voortzetting van bestaand beleid en projecten en werkzaamheden opgenomen in het collegewerkprogramma.
g) Voor de OZB handhaven we een structurele opbrengststijging van 3% per jaar.
h) Voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing stijgen de tarieven niet meer dan voor kostendekkendheid noodzakelijk.
Verder hebben wij in de Begroting 2024-2027 de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd:
Inwoner- en woningprognose:
|
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Bevolkingsprognose |
19.414 |
19.484 |
19.472 |
19.499 |
19.592 |
19.684 |
19.775 |
Aantal woningen |
7.996 |
8.052 |
8.058 |
8.092 |
8.168 |
8.242 |
8.317 |
Gem. bezetting |
2,43 |
2,42 |
2,42 |
2,41 |
2,40 |
2,39 |
2,38 |
Toename woningen |
|
56 |
6 |
34 |
76 |
74 |
75 |
Loonindexering personeelskosten
De huidige cao voor gemeenteambtenaren loopt tot en met 1 januari 2024. Vanaf 2 januari 2024 moet een nieuwe afgesloten worden. In de Begroting 2023-2026 zijn we, in afwijking van de Meicirculaire 2023, uitgegaan van een structurele jaarlijkse stijging van 2,5%. In de 2e Begrotingswijziging 2023-2026 (vastgesteld op 20 december 2022) heeft u ingestemd met ons voorstel dit percentage voor de jaren 2023 en 2024 te verhogen tot 4,5. Dit betrof een aanname gebaseerd op de onderhandelingsresultaten tussen VNG en vakbonden op dat moment.
Op basis van de vastgestelde cao 2023 bedraagt de gemiddelde loonstijging 9,1%. Dit is fors meer dan vorig jaar voorzien en daardoor is een bijraming van het salarisbudget noodzakelijk geweest. Die is opgenomen in de Kadernota 2024-2027.
Vooralsnog voorzien wij dat deze bijraming boven op de geraamde indexering (4,5% in 2024 en 2,5% vanaf 2025) volstaat.
Prijsontwikkeling
Voor de prijsontwikkeling hanteren wij, indien van toepassing, de Nationale consumentenprijsindex (CPI). In de Meicirculaire 2023 is de CPI geraamd op 3,1% voor 2024. Voor 2025, 2026 en 2027 is het respectievelijk 2,5%, 2,4% en 2,3%. Deze percentages passen wij (in basis) toe in de Begroting 2024-2027. Hierop zijn twee uitzonderingen: als op basis van individuele afspraken een andere (of geen) index wordt afgesproken, wordt die gevolgd. Daarnaast kan het zijn dat voor specifieke taakvelden door de aanhoudende inflatie hogere indexeringen verwacht worden. In dat geval zijn de ramingen daarop gebaseerd. Op deze manier proberen we zuinig, maar reële ramingen op te nemen.
Algemene uitkering
In de Kadernota 2024-2027 en de raadsinformatiebrief Meicirculaire gemeentefonds 2023 hebben we een uitvoerige toelichting gegeven op de Meicirculaire 2023 en de gevolgen daarvan voor onze gemeente. De voornaamste onderwerpen uit die stukken herhalen we voor een juist en volledig beeld.
Algemeen
De ontwikkeling van de algemene uitkering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van het accres. In deze circulaire is een nieuwe accresraming opgenomen voor het jaar 2023 en verder. Op basis van de keuzes uit het coalitieakkoord van het Rijk en aanvullende afspraken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is het accres voor de jaren tot en met 2025 gesplitst in een vaststaand volumedeel en een loon- en prijsdeel dat per circulaire bijgesteld wordt op basis van de laatste inzichten van het Centraal Planbureau (CPB) over de loon- en prijsontwikkeling. In deze meicirculaire wordt de loon- en prijstranche van 2023 vastgezet.
In het coalitieakkoord is besloten om het accres vanaf 2026 niet langer te koppelen aan de ontwikkeling van de rijksuitgaven. Daarbij gold voor de groei van het gemeentefonds de methodiek dat wanneer de rijksuitgaven stegen, het gemeentefonds evenredig meegroeide (‘trap op'). Bij een daling gold dezelfde systematiek: daalden de rijksuitgaven als gevolg van bezuinigingen, dan daalde het gemeentefonds evenredig mee (‘trap af'). Voor 2026 en verder is het accres gesplitst in een vaststaand volumedeel en een loon- en prijsdeel dat per circulaire wordt geactualiseerd op basis van de laatste inzichten van het CPB over de loon- en prijsontwikkeling.
Financieringssystematiek medeoverheden
In het coalitieakkoord heeft het kabinet een nieuwe financieringssystematiek voor medeoverheden aangekondigd met als doel een stabiele(re) financiering en meer autonomie voor medeoverheden. Bij Miljoenennota 2023 heeft het kabinet aanvullend eenmalig € 1 miljard voor gemeenten beschikbaar gesteld voor 2026, vooruitlopend op de nieuwe financieringssystematiek. Dit bedrag komt vanaf 2027 structureel beschikbaar. Daarnaast worden de fondsen vanaf 2027 geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van het bbp. Hiermee wordt een stabiele, solide en duurzame financiële basis geboden. Voorlopig is hiervoor aanvullend budget gereserveerd van € 150 miljoen in 2027 en € 300 miljoen in 2028 voor gemeenten.
Bij het uitwerken van een nieuwe financieringssystematiek betrekt het kabinet de mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied. Op gemeentelijk niveau wordt in samenspraak met de VNG bezien welke mogelijkheden er zijn qua modernisering en uitbreiding van het belastinggebied, waarbij op basis van de uitkomsten een eventueel wetgevingstraject in gang wordt gezet.
Richtlijnen voor verwerking van de extra middelen jeugdzorg
Rijk en VNG werken al enige tijd aan de Hervormingagenda jeugdzorg. Onderhandelingen hierover zijn afgerond. Vooruitlopend op de uitkomsten van deze onderhandelingen zijn in de Meicirculaire 2023 voor de jaren 2022, 2023, 2024 en 2025 aanvullende, incidentele middelen toegevoegd aan het gemeentefonds, in lijn met de financiële reeks van de uitspraak van de Commissie van Wijzen (CvW). Naast de besparingsopgave die volgt uit de uitspraak van de CvW heeft het kabinet besloten tot het realiseren van een aanvullende besparing van structureel € 511 miljoen, welke een Rijksverantwoordelijkheid is gemaakt. Concreet betekent dit dat het aan de Rijksoverheid is om de besparing in te vullen met (wettelijke) maatregelen. Het gaat daarbij om maatregelen waardoor gemeenten minder middelen nodig hebben of waarbij alternatieve inkomsten gegenereerd kunnen worden. Ook draagt het Rijk het budgettaire risico ingeval (een deel van) deze maatregelen geen of niet tijdig doorgang vinden.
De provincies als financieel toezichthouder erkennen de noodzaak om op deze ontwikkelingen te anticiperen en hebben beoordeeld in hoeverre het ramen van de financiële reeks van de CvW na 2025 als reëel kan worden beoordeeld (artikel 203 lid 1 Gemeentewet). Zij hebben daarom gezamenlijk de volgende richtlijn uitgebracht:
- Gemeenten mogen in de jaarschijven 2026 en 2027 de middelen zoals die in de Hervormingsagenda zijn afgesproken als structurele en reële raming meenemen in hun meerjarenraming. Concreet gaat het om respectievelijk € 284 miljoen en € 211 miljoen.
- Daarnaast mogen gemeenten in hun begroting rekening houden met een besparing op de uitgaven van €500 miljoen in 2025, € 500 miljoen in 2026 en vanaf 2027 € 511 miljoen (structureel) als gevolg van maatregelen die het Rijk zal uitwerken.
Richtlijnen voor verwerking van de extra middelen klimaat- en energiemiddelen
Gemeenten spelen een belangrijke rol in de uitvoering van het klimaat- en energiebeleid. Daarom is het essentieel dat zij over de benodigde kennis, expertise én uitvoeringscapaciteit beschikken. Het kabinet trekt voor de jaren 2023 tot en met 2025 geld uit om gemeenten hierbij te ondersteunen. Met dit geld kunnen zij extra personeel aantrekken, kennis vergroten en externe expertise in huis halen. Om langjarige verplichtingen aan te kunnen gaan, hebben gemeenten echter ook langjarige zekerheid nodig van deze middelen. Voor het jaar 2023 verdeelt het Rijk ca. € 341 miljoen aan gemeenten. De verdeling van deze middelen over de gemeenten is zeker voor het jaar 2023.
Voor de jaren 2024 en 2025 is meer geld beschikbaar dan wat gemeenten in totaal in 2023 zullen ontvangen. Over de verdeling van dit extra geld (bovenop de ca. € 341 miljoen) is nog onzekerheid. Voor de verdeling van dit extra geld (via planfinanciering) komt namelijk nog een aanvullende regeling.
Over het vervolg na 2026 zijn bestuurlijke afspraken gemaakt dat deze regeling wordt vastgelegd in een wet. Hoe dit verder vorm wordt gegeven is op dit moment nog niet duidelijk. Rijk, provincies en gemeenten overleggen over hoe vorm wordt gegeven aan de langjarige zekerheid na 2025. In de brief van minister Jetten (Klimaat en Energie) van 25 oktober 2022 aan gemeenten en provincies is de voorlopige verdeling aangegeven. Daarbij is aangekondigd dat de middelen na 2025 zullen worden gecontinueerd.
De provincies hebben in dit kader gezamenlijk de volgende richtlijn uitgebracht:
- Gemeenten kunnen gezien het bovenstaande erop rekenen dat ze voor de jaren na 2023 in ieder geval hetzelfde bedrag ontvangen als in 2023. Gemeenten mogen het bedrag wat zij in 2023 ontvangen voor de klimaat- en energiegelden opnemen als structurele baat in de begroting 2024 voor de jaren 2024 tot en met 2027. De provincies gaan er daarbij wel vanuit dat gemeenten een gelijk bedrag aan extra lasten opnemen voor de klimaat- en energietaken.
Reserves en voorzieningen
De provinciaal toezichthouder hanteert strikte regels ten aanzien van de inzet reserves. Dit om te voorkomen dat gemeenten in (te) hoge mate afhankelijk zijn van structurele bijdragen vanuit hun reserves om structureel en reëel evenwicht te realiseren. Conform de regels die hiervoor gelden, dekken wij in principe alleen incidentele lasten vanuit reserves. In dit kader dekken wij onderhoudslasten alleen vanuit een reserve voor zover deze incidenteel van aard zijn. Voor de dekking van enkele investeringskredieten dekken wij de kapitaallasten vanuit een zogenaamde dekkingsreserve. Dit is toegestaan zolang de volledige boekwaarde in de dekkingsreserve aanwezig is. Aan deze voorwaarde voldoen wij. Het egaliseren van tarieven is alleen mogelijk via voorzieningen. Voor de afvalstoffen- en rioolheffing volgen wij daarom deze lijn.
Samenvattend financieel overzicht begroting 2023 – 2026
De Kadernota 2024-2027 en de raadsinformatiebrief Meicirculaire gemeentefonds 2023 vormen het financiële uitgangspunt voor de Begroting 2024-2027. De Kadernota 2024-2027 bevatte de mutaties op basis van besluiten met financiële consequenties die verwerkt moesten worden, alsmede te verwachten exogene (niet-beïnvloedbare) mutaties (zoals de structurele doorwerkingen van mutaties uit de jaarrekening 2022). Deze mutaties zijn opgenomen in bijlage I bij de Kadernota 2024-2027.
|
(bedragen x € 1.000) |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
I) |
Beginstand begroting 2024-2027 |
1.252 |
1.788 |
26 |
123 |
II) |
Mutaties Begroting 2024-2027 |
-2.181 |
-2.110 |
-1.901 |
-1.967 |
III) |
Stand Kadernota Begroting 2024-2027 |
-929 |
-322 |
-1.876 |
-1.844 |
|
|
|
|
|
|
IV) |
Saldo Meicirculaire 2023 |
1.316 |
1.335 |
664 |
1.411 |
V) |
Financieel perspectief na Meicirculaire 2023 |
387 |
1.013 |
-1.212 |
-433 |
*Voor 2027 was er nog geen raming voor de algemene uitkering. De raming voor 2027 vanuit de meicirculaire is daarom vergeleken met de raming voor 2026 uit de voorlaatste circulaire.
De Begroting 2024-2027 bevat enkele mutaties (zie hierna onder I. Mutaties begroting) ten opzichte van de begrotingssaldi uit bovenstaand overzicht. In onderstaand overzicht staat per begrotingsjaar het saldo van deze mutaties en het begrotingsresultaat.
(Bedragen x € 1.000) |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Financieel perspectief na Meicirculaire 2023 |
387 |
1.013 |
-1.212 |
-433 |
Mutaties Begroting |
-176 |
-294 |
-53 |
-420 |
Resultaat Begroting 2024-2027 |
211 |
719 |
-1.265 |
-853 |
Om in aanmerking te komen voor repressief toezicht door de provincie moet de Begroting 2024 structureel en reëel in evenwicht zijn. Als dit niet het geval is, dient in de meerjarenbegroting (2025-2027) aannemelijk te worden gemaakt dat dit evenwicht alsnog tot stand wordt gebracht.
Na verwerking van de mutaties resulteren positieve begrotingssaldi voor 2024 en 2025. Hiermee voldoen we aan de begrotingsvoorwaarden van de provincie. In 2026 en 2027 sluit de begroting echter fors negatief.
I. Mutaties begroting
De ‘Mutaties begroting’ betreffen de mutaties ten opzichte van de Kadernota 2024-2027 en raadsinformatiebrief Meicirculaire gemeentefonds 2023. De voornaamste oorzaken van de ‘Mutaties begroting’ zijn:
|
Mutatie (bedragen * € 1.000) |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
1 |
Kosten bijstand |
261 |
261 |
261 |
261 |
2 |
Veiligheidsregio Haaglanden |
38 |
38 |
38 |
38 |
3 |
Indexatie groenonderhoud |
35 |
35 |
35 |
35 |
4 |
Dekking kosten inzet Scharnier |
-68 |
|
|
|
5 |
Kapitaallasten |
-32 |
68 |
65 |
-11 |
Een positief bedrag is negatief voor het saldo en vice versa.
In de Financiële begroting is een nadere toelichting op de oorzaken van het saldo van de primitieve begroting 2024 opgenomen. De afzonderlijke mutaties zijn hieronder kort omschreven en worden nader toegelicht in de verschillende programma’s.
- Dit betreft een structurele doorwerking vanuit de 2e Periodieke Begrotingswijziging 2023. Als gevolg van de stijging van het wettelijk minimumloon en de toename van het aantal uitkeringen in 2022 stijgt de uitkeringslast.
- De VRH heeft de jaarrekening 2022 en de ontwerp-meerjarenbegroting 2024-2027 (incl. herziene begroting 2023) aan de raden van de deelnemende gemeenten gestuurd. Hieruit blijk dat de bijdrage van onze gemeente vanaf het jaar 2024 jaarlijks zal stijgen van € 1.217.000 naar € 1.255.000. Dit is een jaarlijkse stijging van € 38.000.
- Voor het groenonderhoud is de indexatie die de aannemers doorberekenen hoger dan de in de begroting verwerkte indexatie.
- De ambtelijke inzet voor 2024 voor het project De Scharnier kwam in eerste instantie ten onrechte ten laste van de gemeentelijke exploitatiebegroting. Dit is gecorrigeerd door deze kosten ten laste van het project te brengen.
- De mutatie op de kapitaallasten betreft voornamelijk de structurele doorwerking van het doorschuiven, af-/bijramen en afsluiten van investeringskredieten vanuit de Jaarrekening 2022 en de 2e Periodieke Begrotingswijziging 2023 (beiden vastgesteld op 4 juli 2023).
Algemene reserve
Met ingang van de Begroting 2023-2026 presenteren we, conform het voorstel van de Commissie BBV, in de begroting de werkelijke begrotingssaldi. Dus de werkelijke saldi van lasten en baten. Deze saldi worden niet meer, zoals voor die tijd te doen gebruikelijk, geëgaliseerd naar € 0 door een storting in of onttrekking aan de algemene reserve.
De mutaties op de algemene reserve blijven in deze begroting daarom beperkt tot incidentele uitgaven. Uitgaven die nieuw in deze begroting zijn opgenomen en incidentele uitgaven waartoe de gemeenteraad eerder heeft besloten. De uitgaven die nieuw zijn opgenomen in de begroting betreffen onder meer de kosten voor projectleiding en implementatie van e-HRM (€ 25.000) en een impuls voor de verbetering van de dienstverlening (€ 20.000). Binnen het betreffende programma worden deze nieuwe incidentele uitgaven nader toegelicht.
Het geraamde saldo van de algemene reserve op 31-12-2024 bedraagt € 7,9 miljoen. Hierbij dient te worden aangetekend dat:
- Zoals hierboven benoemd, wordt het begrotingssaldo 2023 niet tussentijds onttrokken/ toegevoegd aan de algemene reserve. Dit gebeurt pas in de Jaarrekening 2023. Het begrotingssaldo 2023 bedraagt na vaststelling van de 3e Periodieke Begrotingswijziging 2023 € -3,5 miljoen.
- De onzekerheden ten aanzien van de structurele dekking van kosten voor onder meer jeugdzorg en de omgevingswet vangen wij nog altijd (grotendeels) zelf op in deze begroting. Dit betekent dat wij de lasten zo reëel mogelijk ramen en slechts de baten opnemen voor zover dit is toegestaan (zie ook onder III. Financieel perspectief tot en met 2032).
- De algemene reserve laten wij buiten beschouwing bij het bepalen van de ratio weerstandsvermogen (zie Paragraaf Weerstandsvermogen). Daarvoor zetten wij de reserve Weerstandsvermogen (saldo € 4 mln.) in. Fluctuaties in de algemene reserve hebben zodoende geen invloed op de ratio, die nog altijd de aanduiding ‘uitstekend’ heeft (ratio > 2,0).
III. Financieel perspectief tot en met 2032
Deze meerjarenbegroting beslaat de periode tot en met 2027. Naarmate we verder verwijderd zijn van het eerste jaar van de begroting, neemt de betrouwbaarheid van de schattingen af. Het verminderen van het aantal variabele kostenposten beperkt de mate van onzekerheid. Deze onzekerheidsbeperking is gebaseerd op de volgende factoren:
-een goede financiële structuur, zie de Financiële begroting;
-verwerking van het verloop van de afschrijvingen;
-verwerking van de verwachte ontwikkeling van de OZB-inkomsten.
De informatie over het Gemeentefonds is beschikbaar tot 2027 en is gebaseerd op de meicirculaire van 2023 en de meest recente berekeningsgrondslagen. Voor de periode tot 2032 gaan we ervan uit dat de jaarlijkse correcties voor prijsstijgingen en salarissen
gecompenseerd zullen worden door een verhoging van de uitkering uit het Gemeentefonds. Het blijft echter onzeker of het Rijk de daling in de
algemene uitkering vanaf 2026 in het Gemeentefonds zal compenseren.
Wat betreft de kosten met betrekking tot jeugdzorg en de omgevingswet, hanteren we in de meerjarige prognose vanaf 2028 een voortzetting van het niveau van 2027.
Op de lange termijn is er ook sprake van het wegvallen van overige inkomsten, met name de opbrengsten uit langlopende leningen tegen relatief hoge rentetarieven. Bovendien zal op een gegeven moment de reserve ter dekking van de kapitaallasten van het gemeentehuis uitgeput raken, wat de noodzaak voor nieuwe manieren van dekking van kapitaallasten met zich meebrengt. Ook bestaat er onzekerheid over de ontwikkeling van de dividendopbrengsten, waarbij momenteel al rekening is gehouden met een afname bij Juva.
Gebaseerd op deze uitgangspunten en zonder rekening te houden met mogelijke beleidsuitbreidingen of nieuw beleid, ziet het financiële vooruitzicht (het begrotingsresultaat voor de komende jaren) er als volgt uit tot en met 2032:
Het perspectief vanaf 2026, zoals dat blijkt uit bovenstaande grafiek, is grotendeels te verklaren door de verlaging van de algemene uitkering. Onze grootste inkomstenbron en daarmee voor een groot deel bepalend voor het meerjarig perspectief.
Hoewel de gemeente een stevige financiële buffer in de vorm van reserves heeft, is de inzet ervan punt van aandacht. Deze financiële buffer kan namelijk niet worden ingezet voor het realiseren van een structureel sluitende exploitatie. Overeenkomstig de uitgangspunten is aanwending van algemene reserve slechts mogelijk voor de dekking van incidentele uitgaven. Dit is voor 2024-2027 toegepast.
Overzicht structureel/ incidenteel begrotingssaldo |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Saldo baten en lasten |
-1.391.708 |
-657.038 |
-2.482.721 |
-1.889.587 |
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves |
1.602.392 |
1.376.381 |
1.217.825 |
1.036.480 |
Geraamd resultaat |
210.684 |
719.343 |
-1.264.896 |
-853.107 |
|
|
|
|
|
Saldo incidentele baten en lasten |
0 |
-116.000 |
0 |
0 |
|
|
|
|
|
Structureel begrotingssaldo |
210.684 |
603.343 |
-1.264.896 |
-853.107 |
Overzicht begrotingsresultaat |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Saldo lasten -/- baten per programma |
|
|
|
|
Programma 1: Vitale dorpen in Midden-Delfland® 2025 |
431.846 |
470.789 |
473.589 |
476.389 |
Programma 2: Bestuur en veiligheid |
3.846.316 |
3.849.344 |
3.839.811 |
3.851.152 |
Programma 3: Beheer, verkeer en milieu |
6.084.579 |
6.326.187 |
6.536.280 |
6.656.767 |
Programma 4: Onderwijs |
1.573.692 |
1.584.757 |
1.586.305 |
1.600.704 |
Programma 5: Sociaal Domein en Welzijn |
13.373.248 |
13.386.240 |
13.536.875 |
13.550.090 |
Programma 6: Economische en sociale zaken |
2.699.480 |
2.593.495 |
2.505.243 |
2.518.673 |
Programma 7: RO, ontwikkeling en volkshuisvesting |
93.041 |
776.183 |
933.866 |
882.901 |
Totaal van de programma's |
28.102.203 |
28.986.996 |
29.411.970 |
29.536.677 |
|
|
|
|
|
Algemene dekkingsmiddelen |
-36.371.733 |
-38.191.403 |
-36.985.870 |
-37.732.403 |
Overzicht overhead |
9.661.238 |
9.861.445 |
10.056.621 |
10.085.314 |
Bedrag heffing Vpb |
0 |
0 |
0 |
0 |
Bedrag voor onvoorzien |
0 |
0 |
0 |
0 |
Subtotaal programma's |
1.391.708 |
657.038 |
2.482.721 |
1.889.587 |
|
|
|
|
|
Reservemutaties: |
|
|
|
|
Onttrekking |
2.007.835 |
1.433.532 |
1.267.611 |
1.083.843 |
Stortingen |
405.443 |
57.151 |
49.786 |
47.363 |
Saldo reservemutaties |
-1.602.392 |
-1.376.381 |
-1.217.825 |
-1.036.480 |
|
|
|
|
|
Begrotingsresultaat |
-210.684 |
-719.343 |
1.264.896 |
853.107 |
Conclusie
In juni 2022 stuurden we u de Prognosebrief Begroting 2023-2026 toe. Hierin gaven we aan dat de Begroting 2023-2026 langs drie scenario’s kon ontwikkelen:
- De Begroting 2023-2026 is een voortzetting van de (meerjaren)Begroting 2022-2025 met weinig financiële afwijking. Er is daarbij geen sprake van grote financiële tekorten en er is weinig financiële ruimte voor nieuw - of intensivering van beleid.
- We stevenen af op een fors (structureel) financieel tekort, waarbij aanvullende bezuinigingen noodzakelijk zijn. Dit scenario geeft aanleiding voor een raadsbespreking voorafgaand aan de begrotingsbehandeling.
- De Begroting 2023-2026 en verdere jaren laat een stevige ‘plus’ zien, met name in het laatste begrotingsjaar. Hierbij ontstaat ruimte voor nieuwe voorstellen. Hierbij kan de gemeenteraad tijdens de begrotingsbehandeling voorstellen doen voor inzet van deze ‘plus’.
Op basis van de begrotingsaldi is voor deze Begroting 2024-2027 sprake van scenario 1 voor de jaren 2024 en 2025 en scenario 2 voor 2026 en 2027. Omdat de Begroting 2024 structureel en reëel in evenwicht is, komen wij voor dat jaar in aanmerking voor repressief toezicht door de provincie. Het meerjarenperspectief is echter minder rooskleurig. De begrotingsjaren 2026 en 2027 sluiten met stevige tekorten. Zoals wij schreven in Kadernota 2024-2027 streven wij weliswaar naar een structureel sluitende meerjarenbegroting, maar hebben daar nu niet krampachtig op ingezet. Dit om te voorkomen dat we voor de jaren 2026 en verder bezuinigen op bestaande voorzieningen, terwijl dat niet nodig bleek wanneer het Rijk over de brug is gekomen voor een structurele oplossing. De VNG heeft in de ledenbrief ‘Begrotingsadvies 2024-2027’ van 14 juli jl. deze lijn ook voorgesteld.
Overigens heeft het Rijk van een structurele oplossing vanaf 2026 nog altijd geen blijk gegeven. Om het structurele tekort vanaf 2026 niet nog verder op te laten lopen, bevat deze begroting geen ruimte voor nieuw of intensivering van beleid. Slechts voor incidentele uitgaven is er nog ruimte vanuit de begrotingsaldi van 2024 en 2025 en of vanuit reserves.
De Begroting 2024-2027 is gebaseerd op en bevat daarmee alle lasten en baten die onontkoombaar zijn en/ of redelijkerwijs te verwachten. Dit betekent dat de begroting reëel en volledig is. We werken daarbij niet met stelposten. Dit neemt niet weg dat we adequaat kunnen en zullen reageren als dat nodig is. Een beroep op bijvoorbeeld bijstand of kwijtschelding is niet gebonden aan een budgettair plafond, het zijn zogenaamde openeinderegelingen. Zij die hier recht op hebben, kunnen hier hoe dan ook een beroep op doen. Ook zetten wij er actief op in om vroegtijdig passend hulp te verlenen door middel van vroegsignalering en schuldpreventie.
Aan de inkomstenkant begroten we niet op basis van aannames, maar van reële verwachtingen.
Al met al betekent deze Begroting 2024-2027:
- Positieve saldi voor 2024 en 2025;
- Stevige begrotingstekorten vanaf 2026;
- Een beperkte opbrengststijging voor de OZB met 3%;
- Tariefstijgingen van 8% respectievelijk 7,5% voor afvalstoffenheffing en rioolheffing;
- Voldoende middelen om de voorzieningen in deze gemeente in stand te houden en te investeren in onze organisatie en het onderhoud van onze kapitaalgoederen;
- Geen ruimte voor structureel nieuw of intensivering van beleid, wel incidenteel;
- Een solide financiële positie met onze solvabiliteit en ons weerstandsvermogen.
Hoewel onze begroting in lijn is met het begrotingsadvies van de VNG zijn de begrotingsjaren vanaf 2026 zorgwekkend. Dit is een beeld dat door veel gemeenten gedeeld wordt. Mede daarom vertrouwen we erop dat het Rijk vatbaar is voor het signaal van de VNG dat de gemeentelijke financiën momenteel onvoldoende zijn voor het uitvoeren van het huidige takenpakket. Vooruitlopend op een reactie van Rijk onderzoeken wij desondanks de mogelijkheden voor een verbetering van ons financieel perspectief van 2026.