Ga naar de inhoud van deze pagina.
Begroting 2026-2029 Definitief

Financieel meerjarenperspectief

In het Financieel meerjarenperspectief geven wij de uitgangspunten voor deze begroting weer. Daarnaast staan onder de kop ‘Samenvattend financieel overzicht Begroting 2026-2029’ de financiële resultaten van deze begroting. Hierin geven wij onder meer kort de mutaties weer die de grootste invloed hebben op het resultaat van de primitieve begroting. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk bevat het financieel perspectief tot en met 2034.

In de Financiële begroting gaan wij uitgebreid in op het resultaat van de primitieve begroting en de financiële structuur.

Uitgangspunten begroting

Zoals vermeld in het Coalitieakkoord op hoofdlijnen 2022-2026, streven wij naar een financieel duurzaam beleid met een begroting die op lange termijn in evenwicht is. We zorgen ervoor dat structurele uitgaven worden gedekt door structurele inkomsten. Hierbij staat het principe centraal dat de gemeente het geld beheert namens de samenleving. Daarom streven we ernaar om de belastingdruk voor onze inwoners, verenigingen en bedrijven beperkt te houden. Middelen die het weerstandsvermogen en de budgetbehoefte overstijgen kunnen ingezet worden voor de samenleving. We behouden daarbij het streven naar een weerstandsvermogen met een ratio dat zich minimaal tussen de 1,0 en 1,4 (dit kwalificeert als ‘voldoende’) bevindt.

Deze begroting is de uitwerking van de Kadernota 2026-2029 die u op 1 juli 2025 heeft vastgesteld. De kadernota gaf u een doorkijk naar de Begroting 2026 en het meerjarenperspectief 2027-2029 en bevat zowel de kaders voor het verder uitwerken van de begroting als een vooruitblik voor de komende jaren. De Kadernota liet voor de jaren 2026, 2028 en 2029 een negatief begrotingssaldo zien, waarbij het jaar 2026 een fors nadelig saldo had. Door een kritische beoordeling van de begrotingscijfers, rekening houdend met de realisatiecijfers van afgelopen jaren, zijn we erin geslaagd de negatieve saldi terug te dringen. Maar de uitkomsten van de Meicirculaire 2025 vielen dusdanig positief uit voor onze gemeente, dat er financiële ruimte was om enkele voorgestelde bezuinigingen terug te draaien. Dit heeft geresulteerd in een aantal aangenomen amendementen in de gemeenteraadsvergadering van 1 juli jl. Daarnaast zijn er nog enkele mutaties vanuit de organisatie aangeleverd en verwerkt in de cijfers. Het eindresultaat is een beperkt positief saldo voor 2026 en ruim positieve saldi voor de jaren 2027-2029.

De sluitende begroting voor de komende jaren maakt het (vooralsnog) mogelijk om onze dienstverlening te continueren en om de voorgestelde plannen uit de kadernota en het collegewerkprogramma te realiseren. Dit wordt echter geen sinecure, omdat de lucht uit veel budgetten is geperst en nog nadrukkelijker naar de planning van de investeringskredieten is gekeken. Veel investeringskredieten zijn daardoor doorgeschoven naar latere jaren. Het kan betekenen dat er in 2026, eerder dan voorheen, noodzaak is bepaalde budgetten bij te ramen. Uiteraard zal dit via de reguliere planning-en-controlcyclus verlopen.

Op basis van de huidige saldi voor de jaren 2026-2029 rekeninghoudend met de significante kostenstijging op het gebied van Jeugd, resteert een onveranderd forse opgave. Deze opgave kan nog groter worden door onzekerheden als de economische ontwikkelingen (zoals de inflatie) en het rijksbeleid (algemene uitkering).

Begrotingsadvies 2026–2029 VNG

Achtergrond en opbouw van het advies
Tijdens de Algemene Ledenvergadering van 2023 is de resolutie ‘Naar een rechtvaardig, duurzaam en solide meerjarig financieel perspectief’ aangenomen. Vervolgens bracht de VNG – voor het eerst ooit – een begrotingsadvies uit voor de meerjarenbegroting 2024–2027. Op advies van de VNG-commissie Financiën heeft het bestuur besloten dit zó vorm te geven dat ze ook gemeenten ondersteunen bij de overgang naar 2026–2029. In 2025 accentueert dit advies zich opnieuw, met twee duidelijke fases: enerzijds de interpretatie van de Voorjaarsnota, anderzijds de noodzaak om vooruit te plannen voor jaren daarna.

Actualisatie op basis van de Voorjaarsnota 2025
De Voorjaarsnota 2025 biedt gemeenten enige financiële verzachting, maar geen fundamentele oplossing voor de structurele disbalans tussen taken en middelen. Naast de structurele toevoeging van € 414 miljoen vanaf 2025 voor jeugdzorg is er een incidentele injectie van ongeveer € 1 miljard toegekend voor 2026 en 2027. Tegelijkertijd blijft de aangekondigde structurele korting vanaf 2026 grotendeels intact en vanaf 2028 zijn er opnieuw forse bezuinigingen ingeboekt.
Daarom adviseert de VNG gemeenten nadrukkelijk:

  • 2026 en 2027 : maak de begrotingen zo mogelijk sluitend en breng de effecten van de kortingen helder in beeld, zowel financieel als inhoudelijk.
  • 2028 en 2029 : neem behoedzaam stelposten op in afwachting van het (vervroegde) tweede advies van de commissie-Van Ark over de jeugdzorg.

Daardoor wordt gemeenten aangeraden om de de verwachte compensatie voor tekorten in de jeugdzorg 2023–2024 (circa € 728 miljoen) als stelpost aan de batenkant op te nemen. Deze kan zowel gebruikt worden om gaten in de begroting 2026–2027 te dichten als om bij te dragen aan structurele stelselverbetering.

Tijdens de Algemene Ledenvergadering van 18 juni werd bovendien een nieuwe resolutie “Jeugd” besproken, als vervolg op eerdere afspraken met het kabinet. Deze richtte zich op het verbeteren van het jeugdstelsel en het versterken van preventie. De VNG-leden stemden tijdens de ALV unaniem in met de resolutie en motie Groningen, waarin vastgelegd is dat het kabinet verantwoordelijkheid moet nemen voor een goed werkend jeugdstelsel met duidelijke financiële afspraken — ook na 2027. Belangrijke punten vanuit de resolutie zijn:

  • Extra middelen van circa € 3 miljard beschikbaar voor 2025–2027;
  • € 728 miljoen compensatie voor tekorten in 2023–2024, met juridische stappen bij uitblijven;
  • Afspraken over het financiële kader ná 2027 worden geëist en bewaakt door het VNG.

Kabinet en compensatie – structurele context voor 2026–2029
Het kabinet heeft – zonder nauwe afstemming met de VNG – besloten tot het voortijdig invoeren van de nieuwe bbp-gerelateerde financieringssystematiek én het definitief schrappen van de opschalingskorting. De totale compensatie voor gemeenten over de jaren 2026–2029 bedraagt per saldo circa +€ 675 miljoen bruto. Daarnaast zijn er aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor de oplopende uitgaven in de Wmo: vanaf 2026 € 75 miljoen, oplopend naar € 300 miljoen in 2029 (via de algemene uitkering).

Interpretatie en richtinggevend model – “behoedzaam en transparant”
Gemeenten worden aangespoord om vanuit een behoedzaam uitgangspunt te werken: bereid stevige ombuigingen voor, maak de financiële én inhoudelijke gevolgen zichtbaar, maar zet geen onomkeerbare stappen zolang de structurele onzekerheden voortduren.
Hoewel de extra middelen voor jeugdzorg en Wmo enige verlichting bieden, is er geen structurele dekking voor de ingrijpende korting vanaf 2026. Het zogeheten financiële ravijn blijft daarmee een serieuze bedreiging. Gemeenten wordt gevraagd hun begrotingen transparant vorm te geven, zodat duidelijk zichtbaar wordt waar structureel taken en middelen uit balans zijn.

Wij nemen de adviezen van de VNG in belangrijke mate over. Het advies om de effecten van kortingen transparant in beeld te brengen onderschrijven wij, al geldt dit voor onze gemeente als een vanzelfsprekend uitgangspunt. Financiële en inhoudelijke consequenties van budgetaanpassingen lichten wij vanuit dit uitgangspunt altijd al toe. De andere adviezen hebben we deels opgevolgd of terzijde geschoven. Zo hebben wij geen rekening gehouden met de toekomstige ontwikkelingen rondom het Btw Compensatiefonds (BCF) en de onzekerheid omtrent de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Jeugdzorg en het bredere sociaal domein. Althans, we houden uiteraard rekening met de ontwikkelingen, maar ramen op dit punt geen (mogelijke) baten (of lagere/hogere lasten). Dit strookt naar ons inzicht namelijk niet met onze kaders van realistisch en behoudend begroten.

Financiële kaders

Voor de Begroting 2026 en MJP 2027-2029 hanteren wij de kaders zoals voorgesteld in de Kadernota 2026-2029:
a) De Begroting 2026 is materieel in evenwicht (ofwel: reëel sluitend); structurele lasten worden gedekt door structurele baten.

b) Wanneer de Begroting 2026 niet sluitend kan worden, is in elk geval het begrotingsjaar 2029 materieel in evenwicht.

c) Hoewel ons dit tijdelijk, vanuit het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen (BOFv), is toegestaan zien we in principe af van het structureel inzetten van reserves voor een sluitende begroting.

d) Incidentele lasten kunnen gedekt worden door incidentele baten (veelal door onttrekking aan de algemene reserve).

e) Wij baseren ons in de Begroting 2026 en MJP 2027-2029 op de prijsindex uit de meicirculaire *.

f) De Begroting 2026 en MJP 2027-2029 bevat geen taakstellingen of stelposten**.

g) De Begroting 2026 en MJP 2027-2029 bevat in beginsel voortzetting van bestaand beleid en projecten en werkzaamheden opgenomen in het collegewerkprogramma.

h) Uitgangspunt voor de OZB is een structurele opbrengststijging van 3% per jaar. ***

i) Voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing stijgen de tarieven niet meer dan voor kostendekkendheid noodzakelijk.****

j) Voor de toeristenbelasting blijven de tarieven van 2025 in 2026 gehandhaafd*****:

• € 1,00 per overnachting per persoon in een kampeermiddel.

• € 1,50 per overnachting per persoon voor een overnachting in een inrichting niet zijnde een kampeermiddel.

* Voor de prijsontwikkeling hanteren wij, indien van toepassing, het Nationale consumentenprijsindex (cpi). Voor de loonontwikkeling hanteren wij de vastgestelde CAO. Voor de jaren erna hanteren we de loonindex vanuit de meicirculaire.

** Wij hanteren geen stelposten tenzij deze uitdrukkelijk als mogelijkheid aangegeven worden door bijvoorbeeld de VNG.

*** Tijdens de behandeling van de Kadernota en begroting 2025 heeft de raad gesproken over het handhaven van de structurele opbrengststijging van 3%. Dit is de bestendige lijn om evenwichtige lokale lastendruk en opbrengst te bereiken.

**** Voor het tarief rioolheffing 2026 betekent dit een indexering van het tarief voor 2025. Voor de afvalstoffenheffing wordt een stijging van 8% voorgesteld.

***** De raad heeft bij de invoering van de toeristenbelasting’ (onder meer) besloten dat tarieven voor 2 jaar worden vastgesteld. Daarom stellen wij u geen wijziging voor 2026. Hiermee geeft u zekerheid aan de ondernemers die de toeristenbelasting moeten incasseren en afdragen. Voor 2027 stellen wij u volgend jaar een absolute tariefstijging voor en voor 2028 en verder een indexering van de tarieven.


Verder hebben wij in de Begroting 2026-2029 de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd:

Inwoner- en woningprognose:


2025 2026 2027 2028 2029

Bevolkingsprognose

19.423

19.393

19.678

19.853

19.876

Aantal woningen

8.145

8.179

8.340

8.458

8.504

Gem. bezetting

2,38

2,37

2,36

2,35

2.34

Toename woningen

42

34

161

118

46


Loonindexering personeelskosten
Per 1 april 2025 is de nieuwe CAO-Gemeenten gestart. Deze CAO loopt tot en met 31 maart 2027. In de CAO is een structurele salarisstijging van totaal 6,7% afgesproken plus 35 euro nominaal welke stapsgewijs zal worden toegekend. Deze afspraak is verwerkt in de salarisbegroting 2026 en verder.

Prijsontwikkeling
Voor de prijsontwikkeling hanteren wij, indien van toepassing, de Nationale consumentenprijsindex (CPI). In de Meicirculaire 2025 is de CPI geraamd op 2,6% voor 2026. Voor 2027, 2028 en 2029 is het respectievelijk 2,3%, 2,2% en 2,2%. Deze percentages passen wij (in basis) toe in de Begroting 2026-2029. Hierop zijn twee uitzonderingen: als op basis van individuele afspraken een andere (of geen) index wordt afgesproken, wordt die gevolgd. Daarnaast kan het zijn dat voor specifieke taakvelden door de aanhoudende inflatie hogere indexeringen verwacht worden. In dat geval zijn de ramingen daarop gebaseerd. Op deze manier proberen we zuinig, maar reële ramingen op te nemen.

Algemene uitkering
In de Kadernota 2026-2029 hebben we de gevolgen van de Meicirculaire gemeentefonds 2025 opgenomen. De voornaamste onderwerpen die geleid hebben tot de financiële bijraming geven we hieronder weer voor een volledig beeld.

Accres

Het gemeentefonds is de grootste inkomstenbron van de gemeenten. De jaarlijkse toe- en afname van het gemeentefonds wordt het accres genoemd. In deze circulaire is een nieuwe accresraming opgenomen voor de jaren 2026 en verder. Daarnaast is de definitieve afrekening van de accrestranche 2025 verwerkt.

Tekorten voor rekening Rijk

De deskundigencommissie Van Ark adviseert om het tekort in het budget voor jeugdzorg in gelijke delen te verdelen over Rijk en gemeente. De structurele kosten voor het Rijk zijn € 414 miljoen. Voor onze gemeente betekent dit structureel een extra bedrag van € 250.076.

Extra middelen gemeenten en jeugd

Voor 2025 tot en met 2027 komt circa € 3 miljard cumulatief voor gemeenten beschikbaar voor jeugdzorg en voor de terugval in 2026 in het gemeentefonds. Voor 2028 en verder worden de beheersmaatregelen uit de Hervormingsagenda Jeugd versterkt en worden aanvullende maatregelen uitgewerkt. Hieronder volgt de uitwerking van een aantal van de (financieel) grootste onderwerpen.

Demping terugval gemeentefonds 2026

Er wordt structureel € 424 miljoen beschikbaar gesteld voor de terugval in het gemeentefonds. In 2026 is het een bedrag van € 400 miljoen en voor 2030 en verder een bedrag van € 424 miljoen. Voor onze gemeente gaat het structureel om een bedrag van € 241.969.

Groeipad maatregelen Hervormingsagenda

Het ingroeipad van de maatregelen van de Hervormingsagenda wordt verzacht. Hiervoor is in 2026 € 498 miljoen en in 2027 een bedrag van € 447 miljoen beschikbaar. De volledige besparing van de Hervormingsagenda wordt in 2028 gerealiseerd. Voor onze gemeente betekent dit een bedrag van € 301.57 voor 2026 en 2027.

Reserves en voorzieningen

De provinciaal toezichthouder hanteert strikte regels ten aanzien van de inzet reserves. Dit om te voorkomen dat gemeenten in (te) hoge mate afhankelijk zijn van structurele bijdragen vanuit hun reserves om structureel en reëel evenwicht te realiseren. Conform de regels die hiervoor gelden, dekken wij in principe alleen incidentele lasten vanuit reserves. In dit kader dekken wij onderhoudslasten alleen vanuit een reserve voor zover deze incidenteel van aard zijn. Voor de dekking van enkele investeringskredieten dekken wij de kapitaallasten vanuit een zogenaamde dekkingsreserve. Dit is toegestaan zolang de volledige boekwaarde in de dekkingsreserve aanwezig is. Aan deze voorwaarde voldoen wij. Het egaliseren van tarieven is alleen mogelijk via voorzieningen. Voor de afvalstoffen- en rioolheffing volgen wij daarom deze lijn.

Samenvattend financieel overzicht begroting 2026 – 2029

De Kadernota 2026-2029 en de raadsinformatiebrief Meicirculaire gemeentefonds 2025 vormen het financiële uitgangspunt voor de Begroting 2026-2029. De Kadernota 2026-2029 bevatte de mutaties op basis van besluiten met financiële consequenties die verwerkt moesten worden, alsmede te verwachten exogene (niet-beïnvloedbare) mutaties (zoals de structurele doorwerkingen van mutaties uit de jaarrekening 2024). Deze mutaties zijn opgenomen in de bijlage bij de Kadernota 2026-2029.


(bedragen x € 1.000) 2026 2027 2028 2029

I)

Beginstand begroting 2026-2029

2.324

2.339

2.339

2.150

II)

Mutaties Begroting 2026-2027

(Reg. mut., Meicirculaire en bezuinigingsfiches')

-2.331

-3.103

-2.961

-4.075

III)

Resultaat begroting 2026-2029

-7

-764

-622

-1.925


Om in aanmerking te komen voor repressief toezicht door de provincie moet de Begroting 2026 structureel en reëel in evenwicht zijn. Als dit niet het geval is, dient in het meerjarenperspectief (2027-2029) aannemelijk te worden gemaakt dat dit evenwicht alsnog tot stand wordt gebracht. Na verwerking van de mutaties resulteert een (beperkt) positief begrotingssaldo voor 2026. Hiermee voldoen we aan de begrotingsvoorwaarden van de provincie. In de opvolgende jaren 2027 t/m 2029 sluit de begroting tot nog toe (ruim) positief.

II. Mutaties begroting

De ‘Mutaties begroting’ betreffen voornamelijk:


Mutatie (bedragen x € 1.000) 2026 2027 2028 2029

1

Kapitaallasten

307

377

381

-220

2

Leges bouwvergunningen

-489

-582

-526

-500

3

Inhuur VTH

400

438

38

38

4

Sociaal domein

328

290

208

278

5

Verlenging lening

100

100

100

100

6

Incidenteel traineeship

148

90

0

0

7

Dividend

-680

-680

-680

-680

8

Meicirculaire 2025

-1.710

-1.791

-1.301

-2.215

Een positief bedrag is negatief voor het saldo en vice versa.

In de Financiële begroting is een nadere toelichting op de oorzaken van het saldo van de primitieve begroting 2026 opgenomen. De afzonderlijke mutaties zijn hieronder kort omschreven en worden nader toegelicht in de verschillende programma’s.

  1. De mutatie op de kapitaallasten betreft voornamelijk de structurele doorwerking van het doorschuiven, af-/bijramen en afsluiten van investeringskredieten vanuit de Jaarrekening 2024, de 2e Periodieke Begrotingswijziging 2025 (beiden vastgesteld op 1 juli 2025) en vanuit de opdracht 'weg met planningsoptimisme' voor met name de openbare ruimte.
  2. Herziene raming inkomsten uit leges bouwvergunningen.
  3. Betreft incidentele inhuur i.v.m. werkzaamheden voortvloeiend uit de Omgevingswet. Deze worden grotendeels gedekt door extra leges bouwvergunningen.
  4. Betreft een bijraming van zorgkosten jeugd gebaseerd op de meest recente gegevens van het Servicebureau.
  5. De looptijd van een lening in het kader van erfpacht met een negatieve rente is verstreken en moet verlengd worden. De rente is nu hoger.
  6. Dit betreft een incidenteel traineeship.
  7. Dividend inkomsten vanuit JUVA N.V. is gestegen naar ongeveer 13 miljoen. Ons aandeel hierin is 13.6%.
  8. Uitkomst van de doorrekening van de meicirculaire 2025.

Salariskosten/werkgeverslasten

In het Begroting en Verantwoording (BBV) wordt een algemene definitie van overhead voorgeschreven: Alle bedrijfskosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces. Uitgangspunt van deze definitie is dat kosten, dus ook salariskosten, zoveel mogelijk direct worden toegerekend aan de betreffende taken/activiteiten.

Voor de verdeling van de salariskosten (ook wel werkgeverslasten genoemd) over alle takenvelden in de begroting hanteren wij een verdeelmethode op basis van uren schrijven.

Aan de afdelingen wordt bij het opstellen van de begroting gevraagd voor welke taken de medewerkers hun uren zullen inzetten voor het komende jaar. De totale kosten uit de salarisbegroting worden dan gedeeld door het aantal productieve uren. De salariskosten worden op deze manier verdeeld over alle taakvelden in de begroting. Per jaar kan deze verdeling verschillen doordat er bijvoorbeeld extra inzet gepleegd wordt op een taakveld. Dit is terug te zien in de toelichting als verschuiving van werkgeverslasten. Maar heeft dus per saldo geen budgettair effect.

Algemene reserve

Met ingang van de Begroting 2023-2026 presenteren we, conform het voorstel van de Commissie BBV, in de begroting de werkelijke begrotingssaldi. Dus de werkelijke saldi van lasten en baten. Deze saldi worden niet meer, zoals voor die tijd te doen gebruikelijk, geëgaliseerd naar € 0 door een storting in of onttrekking aan de algemene reserve.

De mutaties op de algemene reserve blijven in deze begroting daarom beperkt tot incidentele uitgaven.

Het geraamde saldo van de algemene reserve op 31-12-2026 bedraagt € 8,6 miljoen. Hierbij dient te worden aangetekend dat:

  • Zoals hierboven benoemd, wordt het begrotingssaldo 2025 niet tussentijds onttrokken/ toegevoegd aan de algemene reserve. Dit gebeurt pas in de Jaarrekening 2025. Het begrotingssaldo 2025 bedraagt na vaststelling van de 3e Periodieke Begrotingswijziging 2025 € 0,18 miljoen.
  • De onzekerheden ten aanzien van de structurele dekking van kosten voor onder meer jeugdzorg en de omgevingswet vangen wij nog altijd (grotendeels) zelf op in deze begroting.
  • De algemene reserve laten wij buiten beschouwing bij het bepalen van de ratio weerstandsvermogen (zie Paragraaf Weerstandsvermogen). Daarvoor zetten wij de reserve Weerstandsvermogen (saldo € 4 mln.) in. Fluctuaties in de algemene reserve hebben zodoende geen invloed op de ratio, die nog altijd de aanduiding ‘ruim voldoende’ heeft (ratio > 2,0).

III. Financieel perspectief tot en met 2034

Deze meerjarenbegroting beslaat de periode tot en met 2029. Naarmate we verder verwijderd zijn van het eerste jaar van de begroting, neemt de betrouwbaarheid van de schattingen af. Het verminderen van het aantal variabele kostenposten beperkt de mate van onzekerheid. Deze onzekerheidsbeperking is gebaseerd op de volgende factoren:

  • een goede financiële structuur, zie de Financiële begroting;
  • verwerking van het verloop van de afschrijvingen;
  • verwerking van de verwachte ontwikkeling van de OZB-inkomsten.

De informatie over het Gemeentefonds is beschikbaar tot 2029 en is gebaseerd op de meicirculaire 2025 en de meest recente berekeningsgrondslagen. Voor de periode tot 2034 zijn we ervan uitgegaan dat de jaarlijkse correcties voor prijsstijgingen en salarissen gecompenseerd zullen worden door een verhoging van de uitkering uit het Gemeentefonds. Daarnaast blijft het onzeker of het Rijk de daling in de algemene uitkering vanaf 2028 in het Gemeentefonds zal compenseren.

Wat betreft de kosten met betrekking tot jeugdzorg en de omgevingswet, hanteren we in de meerjarige prognose vanaf 2029 een voortzetting van het niveau van 2028. Op de lange termijn is er ook sprake van het wegvallen van overige inkomsten, met name de opbrengsten uit langlopende leningen tegen relatief hoge rentetarieven. Bovendien zal op een gegeven moment de reserve ter dekking van de kapitaallasten van het gemeentehuis uitgeput raken, wat de noodzaak voor nieuwe manieren van dekking van kapitaallasten met zich meebrengt.

Gebaseerd op deze uitgangspunten en zonder rekening te houden met mogelijke beleidsuitbreidingen of nieuw beleid, ziet het financiële vooruitzicht (het begrotingsresultaat voor de komende jaren) er als volgt uit tot en met 2034:

Het perspectief vanaf 2026, zoals dat blijkt uit bovenstaande grafiek, is grotendeels te verklaren door de verhoging van de algemene uitkering. Onze grootste inkomstenbron en daarmee voor een groot deel bepalend voor het meerjarig perspectief.

Hoewel de gemeente een stevige financiële buffer in de vorm van reserves heeft, is de inzet ervan punt van aandacht. Deze financiële buffer kan namelijk niet worden ingezet voor het realiseren van een structureel sluitende exploitatie. Overeenkomstig de uitgangspunten is aanwending van algemene reserve slechts mogelijk voor de dekking van incidentele uitgaven. Dit is voor 2026-2029 toegepast.

Overzicht structureel/incidenteel begrotingssaldo 2026 2027 2028 2029

Saldo baten en lasten

1.225.693

276.590

328.259

-1.143.348

Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves

-1.232.554

-1.040.100

-950.659

-781.650

Geraamd resultaat

-6.861

-763.510

-622.400

-1.924.998






Saldo incidentele baten en lasten

0

0

0

0






Structureel begrotingssaldo

-6.861

-763.510

-622.400

-1.924.998


Overzicht begrotingsresultaat 2026 2027 2028 2029

Saldo lasten -/- baten per programma





Programma 1

296.389

287.689

288.689

289.689

Programma 2

4.446.636

4.466.255

4.438.799

4.543.704

Programma 3

6.615.467

6.859.746

6.982.405

7.313.768

Programma 4

2.006.154

2.101.723

2.148.720

2.165.593

Programma 5

13.787.168

13.210.950

13.094.632

13.275.483

Programma 6

2.653.843

2.526.401

2.500.648

2.377.021

Programma 7

266.342

395.816

323.418

394.261

Totaal van de programma's

30.071.998

29.848.579

29.777.310

30.359.519






Algemene dekkingsmiddelen

-40.274.504

-41.404.170

-41.740.616

-43.340.865

Overzicht overhead

11.428.200

11.832.181

12.291.565

11.837.999

Bedrag heffing Vpb

0

0

0

0

Bedrag voor onvoorzien

0

0

0

0

Subtotaal programma's
(Incl. algemene dekkingsmiddelen,
Overhead, Vpb en onvoorzien)

1.225.693

276.590

328.259

-1.143.348






Reservemutaties:





Onttrekking

-1.423.086

-1.228.220

-1.138.848

-970.261

Stortingen

190.532

188.120

188.189

188.611

Saldo reservemutaties

-1.232.554

-1.040.100

-950.659

-781.650






Begrotingsresultaat

-6.861

-763.510

-622.400

-1.924.998


Conclusie

Omdat het begrotingsjaar 2026 structureel en reëel in evenwicht is, komen wij voor dat jaar opnieuw in aanmerking voor repressief toezicht door de provincie. Dit bevestigt dat onze financiële huishouding voor het eerstvolgende jaar op orde is. Tegelijkertijd is het meerjarenbeeld aanzienlijk verbeterd ten opzichte van eerdere ramingen. De begrotingsjaren 2027, 2028 en 2029 laten een positiever financieel resultaat zien. Waar in de Kadernota 2026–2029 nog sprake was van noodzakelijke ingrepen om het meerjarenperspectief sluitend te krijgen, is het mede dankzij de hogere (tijdelijke) tegemoetkoming vanuit het Rijk gelukt om te komen tot een structureel sluitende meerjarenbegroting.

De meerjarenbegroting 2026–2029 is opgebouwd op basis van lasten en baten die onontkoombaar zijn en/of redelijkerwijs te verwachten. Daarmee is de begroting zowel reëel als volledig, en zijn er geen stelposten opgenomen*. Dat neemt niet weg dat we, wanneer nodig, snel en doelgericht kunnen handelen. Regelingen zoals bijstand of kwijtschelding blijven buiten de reguliere budgettaire kaders vallen; het betreft zogeheten open-einderegelingen. Inwoners die hier recht op hebben, kunnen hier blijvend gebruik van maken. Daarnaast zetten we sterk in op vroeg signalering en schuldpreventie, zodat we ook in financieel kwetsbare situaties tijdig de juiste ondersteuning kunnen bieden.

Aan de inkomstenkant hanteren we geen aannames, maar baseren we onze ramingen op reële, onderbouwde verwachtingen. Dit alles zorgt ervoor dat we de komende jaren financieel koersvast blijven, met ruimte voor stabiliteit, maar ook waakzaamheid ten aanzien van de nog altijd onzekere structurele financiering vanuit het Rijk.

-Al met al betekent deze Begroting 2026-2029:
-Positief saldo voor 2026;
-Tot nog toe geen stevige begrotingstekorten vanaf 2028;
-Een beperkte opbrengststijging voor de OZB met 3%;
-Tariefstijging van 8% voor afvalstoffenheffing;
-Middelen om de voorzieningen in deze gemeente in stand te houden en te investeren in onze organisatie en het onderhoud van onze kapitaalgoederen;
-Beperkt ruimte voor structureel nieuw of intensivering van beleid, wel incidenteel;
-Een voldoende financiële positie met onze solvabiliteit en ons weerstandsvermogen.

Toch moet worden opgemerkt dat het Rijk nog altijd geen duidelijkheid heeft geboden over een structurele oplossing voor de gemeentelijke financiën vanaf 2028. Dit blijft een bron van onzekerheid. Om te voorkomen dat een mogelijk structureel tekort vanaf dat jaar opnieuw oploopt, biedt deze begroting beperkt ruimte voor nieuw beleid of beleidsintensiveringen. Voor incidentele uitgaven is ruimte beschikbaar, afkomstig uit het begrotingssaldo van eerdere jaren of uit aanwezige reserves.

* Wij hanteren geen stelposten tenzij deze uitdrukkelijk als mogelijkheid aangegeven worden door bijvoorbeeld de VNG.