Kaders en beleid
In de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido), zijn de kaders gesteld voor een professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden.
Onder de treasuryfunctie vallen o.a. het beheer van geldstromen, liquiditeit, renterisico’s en de financiering van en in de gemeente (zowel lenen als uitzetten van gelden). De kaders hierbij zijn:
- Het treasurystatuut. Een beleidsmatige financiële infrastructuur, waarin verantwoordelijkheden en spelregels voor de gemeentelijke treasury zijn opgenomen.
- De financieringsparagraaf die jaarlijks wordt aangeboden bij de begroting en het jaarverslag.
Treasury houdt zich bezig met alle toekomstige kasstromen en daarmee samenhangende risico's. Deze risico's komen voort uit de financieringsbehoefte. Het treasurybeleid is primair gericht op het waarborgen van financiële continuïteit door maatregelen te treffen zodat de activiteiten van de gemeentelijke organisatie financierbaar blijven. Voor de renterisico's en risico's uit financiële posities treffen we beheersmaatregelen (vermijden, spreiden). We gaan in de uitwerking verder dan de wettelijke kaders.
In principe zijn de uitgangspunten als volgt:
- Zorgdragen voor voldoende financierbaarheid op korte en lange termijn.
- Bewerkstelligen van passende financieringsvoorwaarden.
- Beheersen van rente- en of financieringsrisico's.
- Risicomijdend uitzetten van gelden en afgeven van garanties.
- Zorgdragen voor een effectief, veilig en efficiënt betalingsverkeer.
- Actief onderhouden van contacten met marktpartijen om toegang tot de financiële markten open te houden.
Door het schatkistbankieren kan de gemeente niet meer vrij beschikken over haar liquide middelen. Er is een verplichte rekening-courant verhouding met het Rijk. Over de overtollige gelden ontvangt de Gemeente een rentevergoeding. Met de introductie van het instrument erfpacht beogen we de gronduitgiften te stimuleren. Door het toepassen van erfpacht is er een rendement op het geïnvesteerde vermogen en (indien aanwezig) de liquide middelen van de gemeente.
De risico’s van lenen worden beperkt doordat gemeenten zich moeten houden aan de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.
Renterisico op kortlopende schuld (kasgeldlimiet)
De Wet FIDO bevat instrumenten en regels die de risico’s beperken die gemeenten lopen bij het lenen. De kasgeldlimiet (voor leningen met looptijd <1 jaar) zorgt ervoor dat niet te veel kortlopende leningen worden aangetrokken. De kasgeldlimiet geeft weer tot welk bedrag de gemeente maximaal in haar korte financieringsbehoefte mag voorzien.
Deze limiet is gesteld op 8,5% van de totale omvang van de begroting per 1 januari. Op basis van deze norm is de kasgeldlimiet voor onze gemeente ruim € 5 miljoen. Als blijkt dat de kasgeldlimiet wordt overschreden, moet een deel van de kortlopende schuld omgezet worden in langlopende schuld (=lening). Als de kasgeldlimiet gedurende drie opeenvolgende kwartalen wordt overschreden moet Gedeputeerde Staten worden geïnformeerd.
De liquiditeitspositie van de gemeente Midden-Delfland is beperkt, waardoor het noodzakelijk is om externe financiering aan te trekken. Ons beleid is er op gericht om de financieringsbehoefte primair af te dekken met kortlopende middelen. Deze keuze biedt de gemeente niet alleen flexibiliteit om in te spelen op de actuele kasbehoefte, maar stelt ons ook in staat snel te reageren op ontwikkelingen op de financiële markten.
In de afgelopen jaren is de rente op de geldmarkt sterk veranderd. Waar eerder sprake was van negatieve rente bij het aantrekken van kortlopende leningen, is dat nu verleden tijd. Sinds 2025 is echter een duidelijke trend van rentedaling zichtbaar. De Europese Centrale Bank heeft, na een periode van renteverhogingen om de inflatie te beteugelen, het monetaire beleid opnieuw verruimd. Die koerswijziging is ingegeven door afkoelende economische groei in de eurozone, een afnemende inflatie en het ontbreken van nieuwe prijsdruk, bijvoorbeeld vanuit energie of loonkosten.
Inmiddels stabiliseert de inflatie rond de 2% en is het economische herstel in veel eurolanden broos. De ECB heeft daarom in 2025 meerdere renteverlagingen doorgevoerd, en het ziet ernaar uit dat deze trend zich voortzet in 2026. De verwachting is dat de rente gedurende het boekjaar verder zal dalen, mede doordat de internationale handelsvooruitzichten onzeker blijven, de economische groei in Europa laag is en de binnenlandse prijsdruk verder afneemt. Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat de rente op (kortlopende) financiering afneemt.
De keuze voor kortlopende leningen blijft dan ook actueel en doordacht. Tegelijkertijd merken we dat de behoefte aan liquide middelen in bepaalde perioden dusdanig oploopt dat de wettelijke kasgeldlimiet wordt overschreden. In dergelijke gevallen zijn we genoodzaakt te overwegen of het aantrekken van langlopende middelen nodig is om de continuïteit van de bedrijfsvoering te waarborgen. Hoewel kort geld ons de nodige flexibiliteit biedt, vraagt een gezonde financieringsstructuur ook om het tijdig afwegen van langere looptijden, zeker wanneer structurele tekorten of omvangrijke investeringsuitgaven aan de orde zijn.
De Nederlandse Bank geeft aan op haar website dat de inflatie naar verwachting daalt in 2026 naar 1,8% (2,8% in 2025).
Modelstaat A
|
|
KASGELDLIMIET (= KGL x 1.000) | Rekening 2024 | Begroot 2025 | Begroot 2026 | Begroot 2027 | Begroot 2028 | Begroot 2029 |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
|
Berekening KGL regeling |
|
|
|
|
|
|
|
|
Omvang begroting/rekening |
€ 68.050 |
€ 71.458 |
€ 62.047 |
€ 63.348 |
€ 63.669 |
€ 64.728 |
|
|
Percentage regeling KGL |
8,5% |
8,5% |
8,5% |
8,5% |
8,5% |
8,5% |
|
|
KGL |
€ 5.784 |
€ 6.074 |
€ 5.274 |
€ 5.385 |
€ 5.412 |
€ 5.502 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(1) |
Vlottende schuld |
€ 28.086 |
€ 22.278 |
€ 26.305 |
€ 26.212 |
€ 28.344 |
€ 27.494 |
|
(2) |
Vlottende middelen |
- € 25.230 |
- € 24.643 |
- € 23.280 |
- € 23.275 |
- € 21.271 |
- € 21.271 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(3) |
Netto vlottende (+) of overschot middelen (-) |
€ 2.633 |
€ -2.365 |
€ 3.025 |
€ 2.937 |
€ 7.073 |
€ 6.223 |
|
(4) |
Kasgeldlimiet |
€ 5.784 |
€ 6.074 |
€ 5.274 |
€ 5.385 |
€ 5.412 |
€ 5.502 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ruimte KGL (4>3) |
€ 3.151 |
€ 8.439 |
€ 2.249 |
€ 2.448 |
|
|
|
|
Overschrijding KGL (3>4) |
|
|
|
|
€ 1.662 |
€ 721 |
De limiet wordt bepaald voor korte financiering met een rente-typische looptijd van maximaal 1 jaar en wordt gerelateerd aan het begrotingstotaal.
Renterisico op langlopende schuld (renterisiconorm)
Op grond van de Wet FIDO mag een gemeente van haar langlopende schulden (looptijd >1 jaar) in enig jaar maximaal 20% van het begrotingstotaal aflossen en/of herfinancieren, wat overeenkomt met een aflossingsperiode van ten minste vijf jaar. Dit is de zogenoemde renterisiconorm. Het doel van de renterisiconorm is de herfinanciering van leningen in omvang en tijd te spreiden waardoor de (eventuele) gevolgen van een rentestijging beperkt blijven en de (mogelijke) renterisico’s worden ingeperkt.
In 2026 wordt totaal € 4.210.791 aan langlopende leningen afgelost. Dat is ca. 6,8% van het begrotingstotaal. Er wordt dus ruimschoots voldaan aan de renterisiconorm.
Modelstaat B
|
|
RENTERISICONORM (= RRN x 1.000) | Rekening 2024 | Begroot 2025 | Begroot 2026 | Begroot 2027 | Begroot 2028 | Begroot 2029 |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
|
Berekening RRN regeling |
|
|
|
|
|
|
|
|
Omvang begroting/rekening |
€ 68.050 |
€ 71.458 |
€ 62.047 |
€ 63.348 |
€ 63.669 |
€ 64.729 |
|
|
Percentage regeling RRN |
20% |
20% |
20% |
20% |
20% |
20% |
|
|
RRN |
€ 13.610 |
€ 14.292 |
€ 12.409 |
€ 12.670 |
€ 12.734 |
€ 12.946 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(1) |
Renteherzieningen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
|
(2) |
Aflossingen |
€ 959 |
€ 959 |
€ 4.210 |
€ 913 |
€ 10.718 |
€ 8.351 |
|
(3) |
Renterisico (1 + 2) |
€ 959 |
€ 959 |
€ 4.210 |
€ 913 |
€ 10.718 |
€ 8.351 |
|
(4) |
RRN |
€ 13.610 |
€ 14.292 |
€ 12.409 |
€ 12.670 |
€ 12.734 |
€ 12.946 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ruimte RRN (4>3) |
€ 12.651 |
€ 13.333 |
€ 8.199 |
€ 11.757 |
€ 2.016 |
€ 4.595 |
|
|
Overschrijding RRN (3>4) |
|
|
|
|
|
|
Het renterisico op de vaste schuld mag de renterisicovorm in beginsel niet overschrijden. Het overzicht laat zien dat de renterisiconorm van 20% van het begrotingstotaal in meerjarenperspectief niet wordt overschreden.
Renteontwikkeling
In 2026 zet de inflatie in de eurozone haar daling voort. Na de uitzonderlijke piek van 10,6 % in oktober 2022, is de inflatie inmiddels gedaald tot gemiddeld 1,6 %, volgens de nieuwste projecties van de Europese Centrale Bank (ECB). Deze ontwikkeling weerspiegelt het afkoelen van de economie, de doorwerking van eerdere renteverhogingen en het wegebben van externe prijsdruk zoals energie- en voedselprijzen, die sinds 2023 zijn gestabiliseerd.
De ECB heeft in 2025 haar beleidsrente meerdere keren verlaagd, na een periode van agressieve verhogingen in 2022–2023. De herfinancieringsrente (refirente) staat in juni 2025 op 2,15 %, met een depositofaciliteit van 2,00 %. Deze versoepeling is bedoeld om de economie te ondersteunen nu de inflatie terug is gekeerd naar het gewenste niveau van rond de 2 %. ECB-president Christine Lagarde benadrukte onlangs dat de renteverlagingen “grotendeels zijn afgerond”, maar dat het beleid afhankelijk blijft van nieuwe economische data.
De daling van de inflatie komt vooral door de afgenomen binnenlandse vraag, lagere loondruk dan verwacht en een sterkere euro, die import goedkoper maakt. Waar de energieprijzen tussen 2021 en 2023 een drijvende kracht achter de inflatie waren, is hun effect in 2026 minimaal. Ook de toeleveringsketens zijn inmiddels genormaliseerd.
De economische groei in de eurozone blijft gematigd. De ECB en Europese Commissie verwachten een bbp-groei van ongeveer 1,1 % tot 1,4 % in 2026. Investeringen blijven achter, maar consumptie trekt langzaam aan door gunstiger financieringsvoorwaarden en een licht stijgend reëel inkomen. Tegelijkertijd waarschuwen economen voor risico’s, zoals geopolitieke spanningen of onverwachte economische schokken, die de stabiliteit van het herstel kunnen bedreigen.
Vooruitkijkend naar eind 2026 en 2027 verwacht de ECB een stabilisatie van de inflatie rond 2,0 %, mits er geen externe verstoringen optreden. Hoewel het basisscenario positief blijft, blijft de ECB waakzaam. De beleidskoers blijft “data-afhankelijk”, wat betekent dat nieuwe renteveranderingen pas volgen als inflatie- of groeicijfers daar aanleiding toe geven.
De refirente is per 21 juli 2022 verhoogd van 0% naar 0,5%. Inmiddels is deze per 11 juni 2025 gestegen naar 2,15% welke naar verwachting verder in het jaar en volgend jaar zal stabiliseren. Refirente is de rente die banken elkaar onderling in rekening brengen (basis-herfinancieringsrente).
Inzicht rentelasten/-baten
Op het gebied van de rente wordt er volgens de richtlijnen veel meer dwingend voorgeschreven dan voorheen. Enkele uitgangspunten zijn:
- Het aantrekken en verstrekken van een lening betreft een treasury activiteit. De met deze activiteit gepaarde rentelasten en rentebaten behoren op het taakveld Treasury.
- Aanbeveling is om geen rentevergoeding te rekenen over het eigen vermogen en de voorzieningen.
- Als de werkelijke rentelasten in euro’s die over een jaar aan taakvelden hadden moeten worden doorbelast, afwijken van de rentelasten in euro’s die op basis van de voor gecalculeerde renteomslag aan de taakvelden zijn toegerekend, kan de gemeente besluiten tot correctie. Correctie wordt verplicht gesteld als deze afwijking groter is dan 25%.
- De commissie BBV adviseert het renteschema in de paragraaf Financiering van de gemeentelijke begroting en jaarstukken op te nemen. Hiermee wordt inzicht gegeven in de rentelasten externe financiering, het renteresultaat en de wijze van rentetoerekening.
- Verder zijn wijzigingen voor de rente van het grondbedrijf/grondexploitaties doorgevoerd. Aan grondexploitaties mocht tot en met 2023 alleen de rente van externe financiering worden doorberekend. Met ingang van boekjaar 2025 (overgangsjaar 2024) wordt voor grondexploitaties geen onderscheid meer gemaakt in het BBV, waardoor de toerekening plaatsvindt op basis van de reguliere omslagrente. De omslagrente blijft voor het jaar 2026 (afgerond) op 0%.
- Via de kapitaallasten mogen alleen werkelijke rentelasten naar de taakvelden worden doorbelast over de boekwaarden van investeringen. Wanneer er geen leningen zijn aangetrokken dan mag er helemaal geen rente worden toegerekend aan de taakvelden. Dit houdt in dat er geen rente meer kan worden doorbelast. De kapitaallasten bestaan dan alleen nog uit afschrijvingen.
Toerekening rente
Als de gemeente een geldlening aantrekt in het kader van projectfinanciering, wordt de werkelijk te betalen rente conform het BBV naar het desbetreffende taakveld doorbelast. Dit is van toepassing op de geldleningen voor de aankoop van erfpachtgronden. De rente van deze leningen moet rechtstreeks worden doorbelast naar het taakveld beheer overige gebouwen en gronden.
Financieringspositie en rentekosten
Het rente-omslagpercentage wordt ingezet om rentekosten toe te wijzen aan vaste activa. Dit percentage vertegenwoordigt het gemiddelde van zowel betaalde als ontvangen rente.
Verschillende factoren spelen een rol in de bepaling van het omslagpercentage. Een significante factor is het schatkistbankierenbeleid, waarbij publieke middelen gecentraliseerd worden bij de overheid. Dit beleid kan rentetarieven beïnvloeden, wat op zijn beurt effect heeft op het omslagpercentage. Daarnaast zijn aanpassingen in de BBV-voorschriften van belang. De BBV bevat richtlijnen over het toewijzen van rentekosten. Deze voorschriften kunnen de berekening en het gebruik van omslagpercentages in gemeenten beïnvloeden.
Bovendien hebben de algemene renteomstandigheden invloed. De huidige rentetarieven op aangegane en uitgezette leningen kunnen direct invloed uitoefenen op het omslagpercentage. Lagere rentetarieven op aangegane leningen en hogere rentetarieven op uitgezette leningen kunnen het omslagpercentage verlagen, terwijl het tegenovergestelde hetzelfde effect kan hebben.
Samengevat hebben deze ontwikkelingen geleid tot een situatie waarin het omslagpercentage op 0% gehandhaafd blijft.
Renteschema jaarrekening 2026
|
Rente schema |
2026 |
|
|
|
|
|---|---|---|---|---|---|
|
a. |
De externe rentelasten over de korte en lange financiering |
|
|
|
€ 1.476.063 |
|
|
|
|
|
|
|
|
b. |
De externe rentebaten (idem) |
|
|
-/- |
€ 744.083 |
|
|
Saldo rentelasten en rentebaten |
|
|
|
€ 731.980 |
|
|
|
|
|
|
|
|
c. |
De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend |
-/- |
€ - |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld
|
-/- |
€ 1.339.510 |
|
|
|
|
|
|
|
-/- |
€ 1.339.510 |
|
|
|
|
|
|
- € 607.530 |
|
|
|
|
|
|
|
|
d.1 |
Rente over eigen vermogen |
|
|
|
€ 49.380 |
|
d.2 |
Rente over voorzieningen |
|
|
|
€ - |
|
|
Totaal geraamde aan taakvelden toe te rekenen rente |
|
|
|
- € 558.150 |
|
|
|
|
|
|
|
|
e. |
De aan taakvelden toe te rekenen rente (rente omslag) |
|
|
-/- |
€ - |
|
f. |
Renteresultaat op het taakveld Treasury |
|
|
|
- € 558.150 |
Leningenportefeuille
Een belangrijk onderdeel van het financieringsbeleid vormt de omvang, flexibiliteit, gemiddelde looptijd en rentegevoeligheid van de leningenportefeuille. De leningenportefeuille langer dan één jaar heeft per 1 januari 2026 een omvang van € 87,9 miljoen (waarvan 81,3 miljoen direct gekoppeld aan erfpacht).
Het grootste gedeelte van de leningenportefeuille zijn projectfinancieringen voor aankoop gronden. Aangekochte gronden bedrijvenschap HarnaschPolder zijn in erfpacht uitgegeven. Voor de financiering van aankoop van deze gronden en de betaling van de overeengekomen afkoopsommen voor renteverschillen zijn leningen aangetrokken. Het financieel risico is beperkt omdat erfpachtinkomsten (canon) hoger zijn dan de rentekosten.
Overzicht van schulden O/G 2026 met een looptijd langer dan één jaar.
|
Omschrijving |
Oorspronkelijk geldlening |
Laatste aflossing |
Rente % |
Restantbedrag geldleningen
|
Rente 2026 valutair |
Aflossing 2026 |
Restantbedrag geldleningen
|
|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Onderhandse leningen: |
|
|
|
|
|
|
|
|
BNG 40.92017 |
€ 680.670 |
14-2-2026 |
5,500% |
Naar kortlopend |
|
|
|
|
BNG 40.115448 |
€ 5.000.000 |
15-2-2032 |
0,835% |
€ 3.500.000 |
€ 25.576 |
€ 500.000 |
€ 3.000.000 |
|
Totaal |
|
|
|
€ 3.500.000 |
€ 25.576 |
€ 500.000 |
€ 3.000.000 |
|
Projectfinancieringen: |
|
|
|
|
|
|
|
|
BNG 40.111437 |
€ 7.429.045 |
2-7-2029 |
1,245% |
€ 7.429.045 |
€ 92.492 |
€ 0,- |
€ 7.429.045 |
|
BNG 40.111438 |
€ 1.566.123 |
1-7-2029 |
0,800% |
€ 641.462 |
€ 4.493 |
€ 158.454 |
€ 483.008 |
|
BNG 40.112090 |
€ 6.751.680 |
1-7-2052 |
1,770% |
€ 6.751.680 |
€ 119.505 |
€ 0,- |
€ 6.751.680 |
|
BNG 40.112091 |
€ 2.381.266 |
1-7-2052 |
1,570% |
€ 2.034.131 |
€ 31.452 |
€ 61.076 |
€ 1.973.055 |
|
BNG 40.112379 |
€ 15.983.210 |
1-7-2044 |
1,760% |
€ 15.983.210 |
€ 281.305 |
€ 0,- |
€ 15.983.210 |
|
BNG 40.112494 |
€ 1.621.575 |
3-1-2039 |
1,598% |
€ 1.621.575 |
€ 25.913 |
€ 0,- |
€ 1.621.575 |
|
BNG 40.112836 |
€ 13.293.280 |
1-7-2053 |
1,360 |
€ 13.293.280 |
€ 180.789 |
€ 0,- |
€ 13.293.280 |
|
BNG 40.112837 |
€ 6.804.774 |
1-7-2053 |
1,140% |
€ 5.786.267 |
€ 64.948 |
€ 176.588 |
€ 5.609.679 |
|
BNG 40.113745 |
€ 10.000.000 |
1-4-2070 |
0,500% |
€ 10.000.000 |
€ 50.000 |
€ 0,- |
€ 10.000.000 |
|
BNG 40.114899 |
€ 3.274.113 |
25-6-2026 |
-0,190% |
Naar kortlopend |
|
|
|
|
BNG 40.116969 |
€ 9.260.626 |
27-12-2028 |
2,625% |
€ 9.260.626 |
€ 243.091 |
€ 0,- |
€ 9.260.626 |
|
BNG 40.117137 |
€ 7.419.611 |
07-03-2074 |
2,929% |
€ 7.419.611 |
€ 217.320 |
€ 0,- |
€ 7.419.611 |
|
NWB 1.0040370 |
€ 200.000 |
23-02-2042 |
3,245% |
€ 186.667 |
€ 5.792 |
€ 13.333 |
€ 173.333 |
|
BNG 40.118063 |
€ 1.050.000 |
31-12-2030 |
2,970% |
€ 1.050.000 |
€ 31.185 |
€ 0,- |
€ 1.050.000 |
|
Totaal |
|
|
|
€ 81.457.554 |
€ 1.348.285 |
€ 409.452 |
€ 81.048.103 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal vaste schulden: |
|
|
|
€ 84.957.554 |
€ 1.373.861 |
€ 909.452 |
€ 84.048.102 |
Overzicht van schulden O/G 2025 met een looptijd korter of gelijk aan één jaar.
|
Omschrijving |
Oorspronkelijk |
Laatste |
Rente |
Restantbedrag |
Rente |
Aflossing |
Restantbedrag |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Onderhandse leningen en |
|
|
|
|
|
|
|
|
BNG 40.92017 (van langlopend) |
€ 680.670 |
14-2-2026 |
5,50% |
€ 27.227 |
€ 185 |
€ 27.227 |
€ 0,- |
|
BNG 40.114899 (van langlopend) |
€ 3.274.113 |
25-06-2026 |
-0,19% |
€ 3.274.113 |
€ -2.983 |
€ 3.274.113 |
€ 0,- |
|
Totaal |
|
|
|
€ 3.301.340 |
€ -2.798 |
€ 3.301.340 |
€ 0,- |
Leasing
Voor vervoermiddelen en printers zijn leasecontracten afgesloten. In het leasebedrag is een rentebedrag verdisconteerd.
Uitgezette geldleningen
We hebben de twee grootste leningen uitgezet geld (U/G) onderstaande toegelicht:
In 1988 heeft de voormalige gemeente Schipluiden een bedrag van € 7,7 mln. uitgeleend aan de ABN-AMRO. De lening is later overgegaan naar de Royal Bank of Scotland (RBS). De RBS is grotendeels in handen van de Britse overheid. De vooruitzichten van de bank zijn de laatste jaren verbeterd. De lening is voor 50 jaar fixe en heeft een rente van 8,15% (ACT/360). De lening aan de RBS levert nu jaarlijks € 637K aan rente op. Het verstrekken van een lening brengt risico’s met zich mee. Het omvallen van de Icesavebank tijdens de kredietcrisis staat nog vers in het geheugen. Binnen ons huidige treasurybeleid past het verstrekken van een dergelijke lening niet. Op het moment van uitzetten van de lening was er nog geen sprake van een vastgesteld treasurybeleid. Onderzocht is om te verkopen. Door de verbetering van de situatie van RBS en het financieel nadelige effect is afgezien van verkoop. In 2017 realiseerde de bank winst voor het eerste sinds bijna tien jaar, met als gevolg nog betere winsten in de volgende jaren. Op basis van het toen geldende beleid is een correcte afweging gemaakt en een goed besluit genomen.
Bij de Nederlandse Waterschapsbank is voor € 1,4 mln. uitgezet met een rente van 7% (€ 95K exploitatie-inkomsten per jaar tot 2043).
Overzicht van leningen U/G 2026 met een looptijd langer dan één jaar.
|
Omschrijving |
Oorspronkelijk |
Laatste |
Rente |
Restantbedrag |
Ontvangen |
Aflossing |
Restantbedrag |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Leningen U/G |
|
|
|
|
|
|
|
|
Royal Bank of Schotland (RBS) |
€ 7.714.264 |
1-7-2038 |
8,150% |
€ 7.714.264 |
€ 628.712 |
€ 0,- |
€ 7.714.264 |
|
Nederlandse Waterschapsbank N.V. (NWB) |
€ 1.361.341 |
1-9-2043 |
7,000% |
€ 1.361.341 |
€ 95.294 |
€ 0,- |
€ 1.361.341 |
|
Delflandshof Cooperatie U.A. |
€ 293.000 |
31-1-2049 |
4,64%
|
€ 281.280 |
€ 12.983 |
€ 7.063 |
€ 274.217 |
|
T.V. de Commandeur |
€ 200.000 |
20-5-2039 |
3,80% |
€ 186.667 |
€ 7.093 |
€ 13.333,- |
€ 173.333 |
|
Totaal |
€ 9.568.604 |
|
|
€ 9.543.551 |
€ 744.083 |
€ 20396 |
€ 9.523.155 |
Liquiditeit
De liquiditeitspositie geeft aan in hoeverre de gemeente in staat is om op korte termijn aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. Deze positie fluctueert gedurende het jaar en wordt beïnvloed door onder andere de inning van gemeentelijke belastingen, de ontvangst van de algemene uitkering en subsidies, het aantrekken of aflossen van leningen en de timing van exploitatie-uitgaven.
Voor de komende jaren wordt uitgegaan van een beperkte liquiditeitsruimte, mede als gevolg van verschuivingen in kasstromen en toenemende investeringsdruk. Dit betekent dat de inzet van tijdelijke financieringsmiddelen noodzakelijk kan zijn om aan de kortetermijnverplichtingen te blijven voldoen.
Binnen het bestaande wettelijke kader (Wet Fido) mag de gemeente kortlopende leningen aantrekken tot een zogenoemde kasgeldlimiet, die voor onze gemeente momenteel op circa € 5 miljoen ligt. Deze ruimte wordt benut via kasgeldleningen met een looptijd korter dan één jaar. Indien nodig mag deze limiet tijdelijk worden overschreden, met een maximale duur van twee opeenvolgende kwartalen, mits toestemming is verleend van de toezichthouders.
Gezien de verwachte liquiditeitsontwikkeling is het aannemelijk dat in de komende periode gebruik zal worden gemaakt van deze kasgeldruimte. Indien de liquiditeitsbehoefte structureler van aard blijkt, zal waar nodig aanvullend langlopende financiering worden aangetrokken om de begroting en de investeringsplanning op een robuuste manier te ondersteunen.
Het benutten van kasgeldleningen is in dat licht een financieel verantwoorde keuze. Dergelijke leningen zijn doorgaans goedkoper dan langlopende financiering, en bieden de gemeente de flexibiliteit om pieken en dalen in de kasstromen effectief op te vangen. Daarbij blijven we binnen de grenzen van wet- en regelgeving, en wordt voortdurend gestuurd op een solide en duurzaam treasurybeleid.
|
Liquiditeitsplanning |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
|---|---|---|---|---|
|
Prognose aan te trekken kasgeld |
Max. 5 mln. |
Max. 5 mln |
Max. 5 mln |
Max. 5 mln |
|
Langgeld (incl. projectfinanciering) |
€ 84 mln |
€ 83,1 mln |
€ 73 mln |
€ 64,6 mln |
Kredietrisico en garanties
Naast de eerdergenoemde renterisico’s heeft de gemeente ook te maken met kredietrisico’s. Dit zijn de risico’s die verband houden met de nakoming van de betalingsverplichting van rente en aflossing op eerder door de gemeente verstrekte geldleningen in het kader van de publieke taak en aanspraken op verleende gemeentegaranties.
Volgens de subsidieregeling zijn de verenigingen en maatschappelijke instellingen verplicht jaarlijks de begroting en jaarrekening in te dienen. Door deze maatregelen wordt de vinger aan de pols gehouden en kunnen risico’s worden beperkt. Bovendien wordt in het kader van de samenstelling van de gemeentelijke jaarrekening een saldo opgave bij de instellingen, waaraan een lening is verstrekt, opgevraagd.
De aanspraken op verleende gemeentegaranties zijn onderverdeeld in enerzijds garanties die zijn verstrekt voor geldleningen die zijn aangetrokken door maatschappelijke instellingen in onze gemeente, zoals (sport)verenigingen en anderzijds verleende garanties voor de bevordering van het eigen woningbezit (zowel particulieren als woningbouwcorporaties)
Woningcorporaties trekken leningen aan om het bouwen en onderhouden van sociale huurwoningen te financieren. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) staat hiervoor borg. Als een corporatie niet meer kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen, neemt het WSW de leningen over. Het WSW heeft verschillende buffers en vangnetten. Als deze niet toereikend zijn, vraagt WSW renteloze leningen op bij Rijk en gemeenten. Gemeenten nemen voor deze leningen een achtervangpositie in door middel van het sluiten van een achtervangovereenkomst met het WSW. Midden-Delfland heeft met het WSW altijd al een achtervangovereenkomst gehad.
De VNG, BZK en WSW hebben gewerkt aan een nieuwe achtervangovereenkomst. De wijzigingen komen erop neer dat de kans (nog) kleiner moet zijn dat de achtervangers – het rijk en de gemeenten – in de bres moeten springen om WSW overeind te houden. In plaats daarvan moeten de WSW en de corporatiesector zich vooral zelf zien te bedruipen als de borging van schulden in het geding komt.
Deze nieuwe overeenkomst geldt voor alle geborgde geldleningen die een deelnemer van het WSW aangaat vanaf 1 augustus 2021. Onze gemeente is deze nieuwe overeenkomst aangegaan met WSW. Daarmee is het ook in de toekomst mogelijk dat Stichting Wonen Midden-Delfland leningen kan aantrekken tegen een aantrekkelijk rentetarief om te investeren in sociale huurwoningen.
Voor het uitoefenen van de publieke taak neemt de gemeente ook deel in het aandelenkapitaal van een aantal vennootschappen. Dit betreft aandelen van N.V. Bank Nederlandse Gemeenten, B.V. Gemeenschappelijk Bezit Evides en N.V. JUVA. Deze aandelen zijn in de balans opgenomen tegen nominale waarde. Doordat er een groot positief verschil bestaat tussen de werkelijke waarde en de nominale waarde is van een kredietrisico op deze aandelen geen sprake.
De gemeente staat (mede) garant voor de leningen van HVC. De gemeente ontvangt hiervoor jaarlijks een garantstellingsprovisie van HVC (jaarlijks ca. € 36.397). De deelname aan HVC vloeit voort uit het feit dat Midden-Delfland deel uitmaakt van de verbonden partij Avalex.
Relatiebeheer
Voor het reguliere betalingsverkeer maakt de gemeente gebruik van de diensten van de BNG Bank. Onderdeel van deze dienstverlening is een kredietfaciliteit van € 2 miljoen. Tot deze limiet kan de gemeente tegen een gunstig rentepercentage daggeld opnemen. Daarnaast is er nog een rekening bij de Rabobank.
Overig
De gemeente Midden-Delfland maakt geen gebruik van complexe financiële producten zoals derivaten.