Ga naar de inhoud van deze pagina.
Begroting 2025-2028 Gemeenteraad - Begroting 2025-2028

Financieel meerjarenperspectief

In het Financieel meerjarenperspectief geven wij de uitgangspunten voor deze begroting weer. Daarnaast staan onder de kop ‘Samenvattend financieel overzicht Begroting 2025-2028’ de financiële resultaten van deze begroting. Hierin geven wij onder meer kort de mutaties weer die de grootste invloed hebben op het resultaat van de primitieve begroting. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk bevat het financieel perspectief tot en met 2033.

In de Financiële begroting gaan wij uitgebreid in op het resultaat van de primitieve begroting en de financiële structuur.

Uitgangspunten begroting

Zoals vermeld in het Coalitieakkoord op hoofdlijnen 2022-2026, streven wij naar een financieel duurzaam beleid met een begroting die op lange termijn in evenwicht is. We zorgen ervoor dat structurele uitgaven worden gedekt door structurele inkomsten. Hierbij staat het principe centraal dat de gemeente het geld beheert namens de samenleving. Daarom streven we ernaar om de belastingdruk voor onze inwoners, verenigingen en bedrijven beperkt te houden. Middelen die het weerstandsvermogen en de budgetbehoefte overstijgen kunnen ingezet worden voor de samenleving. We behouden daarbij het streven naar een weerstandsvermogen met een ratio dat zich minimaal tussen de 1,0 en 1,4 (dit kwalificeert als ‘voldoende’) bevindt.

Deze begroting is de uitwerking van de Kadernota 2025-2028 die u op 3 juli 2024 heeft vastgesteld. De kadernota gaf u een doorkijk naar de Begroting 2025 en MJP 2026-2028 en bevat zowel de kaders voor het verder uitwerken van de begroting als een vooruitblik voor de komende jaren. De Kadernota liet voor alle jaren 2025-2028 een fors negatief begrotingssaldo zien. Door een kritische beoordeling van de begrotingscijfers, daarbij sterk rekening houdend met de realisatiecijfers van afgelopen jaren, zijn we erin geslaagd de negatieve saldi terug te dringen. Dit heeft geleid tot een sluitende Begroting 2025. Hoewel de saldi in de jaren 2026-2028 minder negatief zijn geworden dan in de Kadernota 2025-2028 schrijven we hier nog altijd rode cijfers.

De sluitende Begroting 2025 maakt het (vooralsnog) mogelijk om onze dienstverlening te continueren en om de voorgestelde plannen uit de kadernota en het collegewerkprogramma te realiseren. Dit wordt echter geen sinecure, omdat de lucht uit veel budgetten is geperst en nog nadrukkelijker naar de planning van de investeringskredieten is gekeken. Veel investeringskredieten zijn daardoor doorgeschoven naar latere jaren. Het kan betekenen dat er in 2025, eerder dan voorheen, noodzaak is bepaalde budgetten bij te ramen. Uiteraard zal dit via de reguliere planning-en-controlcyclus verlopen.

Op basis van de huidige saldi voor de jaren 2026-2028 resteert een onveranderd forse opgave. Deze opgave kan nog groter worden door onzekerheden als de economische ontwikkelingen (zoals de inflatie) en het rijksbeleid (algemene uitkering).


Begrotingsadvies 2025-2028 VNG
Tijdens de Algemene Ledenvergadering 2023 van de VNG is de resolutie ‘Naar een rechtvaardig, duurzaam en solide meerjarig financieel perspectief’ aangenomen. Aansluitend heeft de VNG - voor het eerst in haar bestaan - een begrotingsadvies uitgebracht voor de gemeentelijke meerjarenbegroting 2024-2027. Op aanraden van de VNG-commissie Financiën heeft het VNG-bestuur besloten ook voor de meerjarenbegroting 2025-2028 een begrotingsadvies uit te brengen. Deze bestond uit 2 delen: een eerste deel in maart 2024 en een tweede deel volgend op het verschijnen van de meicirculaire.
Kortweg was het advies in deel 1:

  • Bereid ombuigingen voor waartoe in uw gemeente besloten zal worden indien de korting van € 3 miljard vanaf 2026 niet wordt teruggedraaid of verzacht. Breng deze zo goed mogelijk in kaart, maar zet ze nog niet in gang.
  • Presenteer deze gevolgen financieel én inhoudelijk zo scherp mogelijk.
  • Betrek daarbij het advies van de Taskforce Taken en Middelen, die aangeven vooral te focussen op taken in medebewind. We realiseren ons dat dit voor elke gemeente een eigen afweging vraagt, die tot andere keuzes kan leiden.
  • Beschrijf in ieder geval de 5 meest significante ombuigingsmaatregelen, hun consequenties en het taakveld dat daarmee geraakt wordt.

Deel 2 van het advies betrof in het kort:

  • Benoem de financiële en inhoudelijke consequenties van noodzakelijke bezuinigingen en/of lastenverzwaring, ook van ombuigingen die eerder zijn ingezet.
  • Maak boekjaar 2025 sluitend, rekening houdend met de wijze waarop de financiële toezichthouders omgaan met de incidentele korting van 2025.
  • Voer geen bezuinigingen door op andere beleidsterreinen vanwege de groei van de kosten voor jeugdzorg.
  • Overweeg rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen rondom het Btw Compensatiefonds (BCF) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

De begrotingsadviezen hebben we ter harte genomen en voor een deel, maar niet volledig opgevolgd. Op hoofdlijnen kunnen we stellen dat we inderdaad het boekjaar 2025 sluitend hebben gemaakt en de financiële en inhoudelijke consequenties van budgetaanpassingen hebben benoemd. De andere adviezen hebben we deels opgevolgd of terzijde geschoven. Zo hebben wij geen rekening gehouden met de toekomstige ontwikkelingen rondom het Btw Compensatiefonds (BCF) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Althans, we houden uiteraard rekening met de ontwikkelingen, maar ramen op dit punt geen (mogelijke) baten (of lagere lasten). Dit strookt naar ons inzicht namelijk niet met onze kaders van realistisch en behoudend begroten. Onze toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, onderschrijft ons standpunt.

Financiële kaders

Voor de Begroting 2025 en MJP 2026-2028 hanteren wij de kaders zoals voorgesteld in de Kadernota 2025-2028:
a) De Begroting 2025 is materieel in evenwicht (ofwel: reëel sluitend); structurele lasten worden gedekt door structurele baten.

b) Wanneer de Begroting 2025 niet sluitend kan worden, is in elk geval het begrotingsjaar 2028 materieel in evenwicht.

c) Hoewel ons dit tijdelijk, vanuit het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen (BOFv), is toegestaan zien we in principe af van het structureel inzetten van reserves voor een sluitende begroting.

d) Incidentele lasten kunnen gedekt worden door incidentele baten (veelal door onttrekking aan de algemene reserve).

e) Wij baseren ons in de Begroting 2025 en MJP 2026-2028 op de indices uit de meicirculaire.

f) De Begroting 2025 en MJP 2026-2028 bevat geen taakstellingen of stelposten.

g) De Begroting 2025 en MJP 2026-2028 bevat in beginsel voortzetting van bestaand beleid en projecten en werkzaamheden opgenomen in het collegewerkprogramma.

h) Uitgangspunt voor de OZB is een structurele opbrengststijging van 3% per jaar.

i) Voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing stijgen de tarieven niet meer dan voor kostendekkendheid noodzakelijk.

j) Voor de toeristenbelasting stijgen de tarieven in 2025:

- van € 0,85 naar € 1,00 per overnachting per persoon in een kampeermiddel.

- van € 1,25 naar € 1,50 per overnachting per persoon voor een overnachting in een inrichting niet

zijnde een kampeermiddel.


Verder hebben wij in de Begroting 2025-2028 de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd:

Inwoner- en woningprognose:


2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Bevolkingsprognose

19.484

19.472

19.377

19.608

19.683

19.743

19.823

Aantal woningen

8.052

8.058

8.103

8.253

8.328

8.405

8.480

Gem. bezetting

2,42

2,42

2,39

2,38

2,36

2,35

2.34

Toename woningen


6

45

150

75

77

75


Loonindexering personeelskosten
De huidige cao voor gemeenteambtenaren loopt tot en met 31 maart 2025. Vanaf 1 april 2025 moet een nieuwe afgesloten worden. In deze Begroting 2025-2028 zijn we uitgegaan van de meerjarige loonindex die is opgenomen in de Meicirculaire 2024. Die index is 3.8% voor 2026, 4.8% voor 2027 en 4% voor 2028. Wij gaan ervanuit dat deze indexatie volstaat.

Prijsontwikkeling
Voor de prijsontwikkeling hanteren wij, indien van toepassing, de Nationale consumentenprijsindex (CPI). In de Meicirculaire 2024 is de CPI geraamd op 2,8% voor 2025. Voor 2026, 2027 en 2028 is het respectievelijk 2,4%, 2,3% en 2,3%. Deze percentages passen wij (in basis) toe in de Begroting 2024-2027. Hierop zijn twee uitzonderingen: als op basis van individuele afspraken een andere (of geen) index wordt afgesproken, wordt die gevolgd. Daarnaast kan het zijn dat voor specifieke taakvelden door de aanhoudende inflatie hogere indexeringen verwacht worden. In dat geval zijn de ramingen daarop gebaseerd. Op deze manier proberen we zuinig, maar reële ramingen op te nemen.

Algemene uitkering
In de Kadernota 2025-2028 hebben we de gevolgen van de Meicirculaire gemeentefonds 2024 opgenomen. De voornaamste onderwerpen die geleid hebben tot de financiële bijraming geven we hieronder weer voor een volledig beeld.

Fysiek domein (infrastructuur, natuur en openbaar vervoer)

Op het fysiek terrein spelen een aantal fundamentele ontwikkelingen die veel van overheden vragen en financieel grote gevolgen kunnen hebben. Het openbaar vervoer staat voor meerdere uitdagingen: verduurzamen van de exploitatie, onzekerheid op de aanbestedingsmarkt, behoud van sociale veiligheid, innoveren voor een betere aansluiting op de mobiliteitsbehoeften. Het is van belang een volledig beeld te hebben op de impact van deze vraagstukken op de exploitatie van het openbaar vervoer.

Vervangingsinvesteringen en onderhoud van bestaande infrastructuur vormen naast de grote opgaven voor nieuwe aanleg van infrastructuur een aanzienlijke uitdaging voor gemeenten, provincies en het Rijk.

De natuuropgave van de provincies is groot en uitdagend. Daarbij spelen onder andere vragen rondom structurele beheertaken.

Kabinet en het IPO erkennen dat er onderzoek nodig is naar de vraag of de bbpsystematiek evenredig meebeweegt met de ontwikkeling van de kosten op deze drie beleidsterreinen openbaar vervoer, infrastructuur en natuur. Daarbij dient goed gekeken te worden naar uitvoeringscapaciteit, trends, ontwikkelingen en prognoses, juridische en financiële obstakels. Waarbij dit ook in het licht van de gehele overheidsfinanciën wordt bekeken. Streven is om door de verdere uitwerking, indien mogelijk, zo snel mogelijk een meer compleet beeld te hebben van aard en omvang en mogelijke maatregelen. Daarbij zal zowel gekeken worden naar de financiële aspecten, de inhoudelijke sturing als de rolneming door zowel Rijk als medeoverheden.

Inzet specifieke uitkeringen

De afgelopen jaren is het aantal specifieke uitkeringen (Spuks) en de daaraan verbonden uitgaven sterk gestegen (realisatie 2023: 153 Spuks, totaalbedrag € 18,3 miljard). Dit is onwenselijk vanwege het uitgangspunt dat financiële middelen vanuit het Rijk aan medeoverheden bij voorkeur bestedingsvrij en zonder oormerk ter beschikking gesteld worden. Bovendien zijn aan specifieke uitkeringen hoge verantwoordings- en controlelasten verbonden. De gezamenlijke inzet van Rijk, VNG en IPO is daarom gericht op een beperking van het aantal specifieke uitkeringen en het verminderen van de verantwoordingslasten.

Besparingsverlies Jeugd

In het coalitieakkoord Rutte IV is een aanvullende besparing in het kader van Jeugdzorg (wat zowel jeugdhulp als jeugdbescherming en jeugdreclassering omvat) oplopend naar structureel € 511 miljoen vanaf 2027 opgenomen. De geraamde besparing van € 500 miljoen in 2025 kan nog niet gerealiseerd worden, omdat de maatregelen die tot besparing moeten leiden nog niet zijn gerealiseerd. Om die reden wordt in 2025 incidenteel € 500 miljoen toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds. Voor onze gemeente betekent dat een bedrag van € 304.919.

Reserves en voorzieningen

De provinciaal toezichthouder hanteert strikte regels ten aanzien van de inzet reserves. Dit om te voorkomen dat gemeenten in (te) hoge mate afhankelijk zijn van structurele bijdragen vanuit hun reserves om structureel en reëel evenwicht te realiseren. Conform de regels die hiervoor gelden, dekken wij in principe alleen incidentele lasten vanuit reserves. In dit kader dekken wij onderhoudslasten alleen vanuit een reserve voor zover deze incidenteel van aard zijn. Voor de dekking van enkele investeringskredieten dekken wij de kapitaallasten vanuit een zogenaamde dekkingsreserve. Dit is toegestaan zolang de volledige boekwaarde in de dekkingsreserve aanwezig is. Aan deze voorwaarde voldoen wij. Het egaliseren van tarieven is alleen mogelijk via voorzieningen. Voor de afvalstoffen- en rioolheffing volgen wij daarom deze lijn.

Samenvattend financieel overzicht begroting 2025 – 2028

De Kadernota 2025-2028 en de raadsinformatiebrief Meicirculaire gemeentefonds 2024 vormen het financiële uitgangspunt voor de Begroting 2025-2028. De Kadernota 2025-2028 bevatte de mutaties op basis van besluiten met financiële consequenties die verwerkt moesten worden, alsmede te verwachten exogene (niet-beïnvloedbare) mutaties (zoals de structurele doorwerkingen van mutaties uit de jaarrekening 2023). Deze mutaties zijn opgenomen in de bijlage bij de Kadernota 2025-2028. Voor 2028 was er nog geen raming, derhalve is voor het jaar 2028 geen beginstand genoteerd.


(bedragen x € 1.000)

2025

2026

2027

2028

I)

Beginstand begroting 2025-2028

694

-1.299

-403


II)

Mutaties Begroting 2025-2028

(Cat. A en B, Meicirculaire en 'lucht uit budgetten')

406

-140

-972

-1.180

III)

Resultaat begroting 2025-2028

1.100

-1.439

-1.375

-1.180


Om in aanmerking te komen voor repressief toezicht door de provincie moet de Begroting 2025 structureel en reëel in evenwicht zijn. Als dit niet het geval is, dient in de meerjarenbegroting (2026-2028) aannemelijk te worden gemaakt dat dit evenwicht alsnog tot stand wordt gebracht. Na verwerking van de mutaties resulteert een positief begrotingssaldo voor 2025. Hiermee voldoen we aan de begrotingsvoorwaarden van de provincie. In de jaren 2026 t/m 2028 sluit de begroting echter fors negatief.

II. Mutaties begroting

De ‘Mutaties begroting’ betreffen de mutaties van de Kadernota 2025-2028, Meicirculaire gemeentefonds 2024 en opgave 'lucht uit de budgetten'. De voornaamste oorzaken van de ‘Mutaties begroting’ zijn:


Mutatie (bedragen x € 1.000)

2025

2026

2027

2028

1

Kapitaallasten

-657

-488

-175

-135

2

Leges bouwvergunningen

-646

-150

-10

87

3

Sociaal domein

-764

-781

-826

-826

4

Prijsstijgingen openbare ruimte

215

215

215

215

5

Meicirculaire 2024

-243

-802

-793

-1.900

6

Herziening salarisbegroting

983

1.608

2.398

3.056

7

Informatiebeveiliging en digitale transitie

221

221

221

125

8

Vitaliteitsbeleid

100

100

100

0

Een positief bedrag is negatief voor het saldo en vice versa.

In de Financiële begroting is een nadere toelichting op de oorzaken van het saldo van de primitieve begroting 2025 opgenomen. De afzonderlijke mutaties zijn hieronder kort omschreven en worden nader toegelicht in de verschillende programma’s.

  1. De mutatie op de kapitaallasten betreft voornamelijk de structurele doorwerking van het doorschuiven, af-/bijramen en afsluiten van investeringskredieten vanuit de Jaarrekening 2023, de 2e Periodieke Begrotingswijziging 2024 (beiden vastgesteld op 3 juli 2024) en vanuit de opdracht 'weg met planningsoptimisme' voor met name de openbare ruimte.
  2. Herziene raming inkomsten uit leges bouwvergunningen.
  3. Betreft voornamelijk effecten van de stappen die we gezet hebben om tot een sluitende begroting te komen.
  4. Betreft prijsstijgingen op energie openbare verlichting en indexatie aannemers binnen de openbare ruimte.
  5. Doorrekening van de meicirculaire 2024
  6. Salarisbegroting doorrekening van de huidige CAO-gemeenten
  7. Informatiebeveiliging en digitale transitie
  8. Implementeren van het vitaliteitsbeleid (verplichting CAO).

Salariskosten/werkgeverslasten
In het Begroting en Verantwoording (BBV) wordt een algemene definitie van overhead voorgeschreven: Alle bedrijfskosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces. Uitgangspunt van deze definitie is dat kosten, dus ook salariskosten, zoveel mogelijk direct worden toegerekend aan de betreffende taken/activiteiten.
Voor de verdeling van de salariskosten (ook wel werkgeverslasten genoemd) over alle takenvelden in de begroting hanteren wij een verdeelmethode op basis van uren schrijven.

Aan de afdelingen wordt bij het opstellen van de begroting gevraagd voor welke taken de medewerkers hun uren zullen inzetten voor het komende jaar. De totale kosten uit de salarisbegroting worden dan gedeeld door het aantal productieve uren. De salariskosten worden op deze manier verdeeld over alle taakvelden in de begroting. Per jaar kan deze verdeling verschillen doordat er bijvoorbeeld extra inzet gepleegd wordt op een taakveld. Dit is terug te zien in de toelichting als verschuiving van werkgeverslasten. Maar heeft dus per saldo geen budgettair effect.

Algemene reserve
Met ingang van de Begroting 2023-2026 presenteren we, conform het voorstel van de Commissie BBV, in de begroting de werkelijke begrotingssaldi. Dus de werkelijke saldi van lasten en baten. Deze saldi worden niet meer, zoals voor die tijd te doen gebruikelijk, geëgaliseerd naar € 0 door een storting in of onttrekking aan de algemene reserve.
De mutaties op de algemene reserve blijven in deze begroting daarom beperkt tot incidentele uitgaven.

Het geraamde saldo van de algemene reserve op 31-12-2025 bedraagt € 6,1 miljoen. Hierbij dient te worden aangetekend dat:

  • Zoals hierboven benoemd, wordt het begrotingssaldo 2024 niet tussentijds onttrokken/ toegevoegd aan de algemene reserve. Dit gebeurt pas in de Jaarrekening 2024. Het begrotingssaldo 2024 bedraagt na vaststelling van de 3e Periodieke Begrotingswijziging 2024 € 1,0 miljoen.
  • De onzekerheden ten aanzien van de structurele dekking van kosten voor onder meer jeugdzorg en de omgevingswet vangen wij nog altijd (grotendeels) zelf op in deze begroting.
  • De algemene reserve laten wij buiten beschouwing bij het bepalen van de ratio weerstandsvermogen (zie Paragraaf Weerstandsvermogen). Daarvoor zetten wij de reserve Weerstandsvermogen (saldo € 4 mln.) in. Fluctuaties in de algemene reserve hebben zodoende geen invloed op de ratio, die nog altijd de aanduiding ‘uitstekend’ heeft (ratio > 2,0).

III. Financieel perspectief tot en met 2033

Deze meerjarenbegroting beslaat de periode tot en met 2028. Naarmate we verder verwijderd zijn van het eerste jaar van de begroting, neemt de betrouwbaarheid van de schattingen af. Het verminderen van het aantal variabele kostenposten beperkt de mate van onzekerheid. Deze onzekerheidsbeperking is gebaseerd op de volgende factoren:

  • een goede financiële structuur, zie de Financiële begroting;
  • verwerking van het verloop van de afschrijvingen;
  • verwerking van de verwachte ontwikkeling van de OZB-inkomsten.

De informatie over het Gemeentefonds is beschikbaar tot 2028 en is gebaseerd op de meicirculaire van 2024 en de meest recente berekeningsgrondslagen. Voor de periode tot 2033 zijn we ervan uitgegaan dat de jaarlijkse correcties voor prijsstijgingen en salarissen gecompenseerd zullen worden door een verhoging van de uitkering uit het Gemeentefonds. Daarnaast blijft het onzeker of het Rijk de daling in de algemene uitkering vanaf 2026 in het Gemeentefonds zal compenseren.

Wat betreft de kosten met betrekking tot jeugdzorg en de omgevingswet, hanteren we in de meerjarige prognose vanaf 2028 een voortzetting van het niveau van 2027.Op de lange termijn is er ook sprake van het wegvallen van overige inkomsten, met name de opbrengsten uit langlopende leningen tegen relatief hoge rentetarieven. Bovendien zal op een gegeven moment de reserve ter dekking van de kapitaallasten van het gemeentehuis uitgeput raken, wat de noodzaak voor nieuwe manieren van dekking van kapitaallasten met zich meebrengt. Ook bestaat er onzekerheid over de ontwikkeling van de dividendopbrengsten, waarbij momenteel al rekening is gehouden met een afname bij Juva.

Gebaseerd op deze uitgangspunten en zonder rekening te houden met mogelijke beleidsuitbreidingen of nieuw beleid, ziet het financiële vooruitzicht (het begrotingsresultaat voor de komende jaren) er als volgt uit tot en met 2033:

Het perspectief vanaf 2026, zoals dat blijkt uit bovenstaande grafiek, is grotendeels te verklaren door de verlaging van de algemene uitkering. Onze grootste inkomstenbron en daarmee voor een groot deel bepalend voor het meerjarig perspectief.

Hoewel de gemeente een stevige financiële buffer in de vorm van reserves heeft, is de inzet ervan punt van aandacht. Deze financiële buffer kan namelijk niet worden ingezet voor het realiseren van een structureel sluitende exploitatie. Overeenkomstig de uitgangspunten is aanwending van algemene reserve slechts mogelijk voor de dekking van incidentele uitgaven. Dit is voor 2025-2028 toegepast.

Overzicht structureel/incidenteel begrotingssaldo

2025

2026

2027

2028

Saldo baten en lasten

-383.409

-2.698.498

-2.450.004

-2.186.129

Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves

1.483.621

1.260.054

1.075.100

1.005.659

Geraamd resultaat

1.100.211

-1.438.444

-1.374.904

-1.180.470






Saldo incidentele baten en lasten

-116.000

0

0

0






Structureel begrotingssaldo

1.216.211

-1.438.444

-1.374.904

-1.180.470


Overzicht begrotingsresultaat

2025

2026

2027

2028

Saldo lasten -/- baten per programma





Programma 1

705.951

573.251

575.551

577.851

Programma 2

4.114.577

4.091.487

4.066.850

4.068.339

Programma 3

5.923.580

6.249.169

6.533.153

6.929.744

Programma 4

1.864.984

1.760.383

1.758.416

1.768.600

Programma 5

12.500.376

12.647.416

12.657.338

12.785.855

Programma 6

2.735.344

2.668.484

2.685.052

2.699.800

Programma 7

153.786

849.265

959.704

1.002.937

Totaal van de programma's

27.998.599

28.839.456

29.236.063

29.833.125






Algemene dekkingsmiddelen

-39.049.574

-38.435.125

-39.846.001

-41.143.856

Overzicht overhead

11.434.384

12.294.617

13.059.941

13.496.860

Bedrag heffing Vpb

0

0

0

0

Bedrag voor onvoorzien

0

0

0

0

Subtotaal programma's
(Incl. algemene dekkingsmiddelen,
Overhead, Vpb en onvoorzien)

383.409

2.698.948

2.450.004

2.186.129






Reservemutaties:





Onttrekking

1.661.507

1.430.586

1.243.220

1.173.848

Stortingen

177.887

170.532

168.120

168.189

Saldo reservemutaties

-1.483.621

-1.260.054

-1.075.100

-1.005.659






Begrotingsresultaat

-1.100.211

1.438.894

1.374.904

1.180.470


Conclusie

Omdat het begrotingsjaar 2025 met de genomen maatregelen, waarvan de risico's benoemd zijn, structureel en reëel in evenwicht is, komen wij voor dat jaar in aanmerking voor repressief toezicht door de provincie. Het meerjarenperspectief is echter een stuk minder rooskleurig. De begrotingsjaren 2026, 2027 en 2028 sluiten met stevige tekorten. Zoals wij schreven in Kadernota 2025-2028 streven wij weliswaar naar een structureel sluitende meerjarenbegroting, maar hebben nu ingezet op een sluitend begrotingsjaar 2025. Voor een sluitende begroting vanaf 2026 gaan we vanaf nu aan de slag waarbij we de gemeenteraad zullen betrekken.

Overigens heeft het Rijk van een structurele oplossing vanaf 2026 nog altijd geen blijk gegeven. Om het structurele tekort vanaf 2026 niet nog verder op te laten lopen, bevat deze begroting geen ruimte voor nieuw of intensivering van beleid. Het positieve saldo dat wij u nu presenteren voor 2025 zetten we als eerste buffer in voor risico's en onzekerheden. Wij zien dus geen ruimte voor extra uitgaven in de begroting 2025 ten laste van dit saldo.
De Begroting 2025-2028 is gebaseerd op en bevat daarmee alle lasten en baten die onontkoombaar zijn en/ of redelijkerwijs te verwachten. Dit betekent dat de begroting reëel en volledig is. We werken daarbij niet met stelposten. Dit neemt niet weg dat we adequaat kunnen en zullen reageren als dat nodig is. Een beroep op bijvoorbeeld bijstand, kwijtschelding of jeugdzorg is niet gebonden aan een budgettair plafond, het zijn zogenaamde openeinderegelingen. Zij die hier recht op hebben, kunnen hier hoe dan ook een beroep op doen. Ook zetten wij er actief op in om vroegtijdig passend hulp te verlenen door middel van vroegsignalering en schuldpreventie.
Aan de inkomstenkant begroten we niet op basis van aannames, maar van reële verwachtingen.
Al met al betekent deze Begroting 2025-2028:

  • Positief saldo voor 2025;
  • Stevige begrotingstekorten vanaf 2026;
  • Een beperkte opbrengststijging voor de OZB met 3%;
  • Tariefstijging van 8% voor afvalstoffenheffing;
  • Voldoende middelen om de voorzieningen in deze gemeente in stand te houden en te investeren in onze organisatie en het onderhoud van onze kapitaalgoederen;
  • Geen ruimte voor structureel nieuw of intensivering van beleid, wel incidenteel;
  • Een solide financiële positie met onze solvabiliteit en ons weerstandsvermogen.

Hoewel onze begroting in lijn is met het begrotingsadvies van de VNG zijn de begrotingsjaren vanaf 2026 zorgwekkend. Dit is een beeld dat door veel gemeenten gedeeld wordt. Mede daarom beseffen we dat we er rekening mee moeten houden dat er onvoldoende financiën zijn voor het uitvoeren van het huidige takenpakket. We zullen zelf onze verantwoordelijkheid moeten nemen om te zorgen voor een verbetering van ons financieel perspectief van 2026.